en die bereid waren deze plannen tot uitvoering te brengen. Jaren lang hebben deze mannen hun werkkracht en geld gegeven om deze nationale gedachte te verwezenlijken, voordeel of genoegen hebben zij daar van weinig gehad, zoodat het wel gerechtvaardigd geacht kan worden de namen dezer pioniers van de vaderlandsche stoomvaart en stoomvaartindustrie hier in herinnering te brengen.
Sinds 1823 tot heden heeft deze maatschappij onafgebroken bestaan en gewerkt. Jaarlijks zijn er algemeene vergaderingen gehouden en maandelijks heeft de permanente Commissie (P.C.) vergaderd. Van al deze vergaderingen zijn notulen gehouden, die in volkomen goeden staat berusten in het archief te Fijenoord Uit een oogpunt van economische geschiedenis, zijn deze documenten van groote waarde. Door de nauwé relatie dezer Maatschappij met het Koningshuis en de regeering, vindt het economische en politieke leven van ons land een afspiegeling in deze notulen en verslagen. Door de vele bemoeiingen met het buitenland bevatten deze geschriften ook zeer waardevolle gegevens omtrent den oorsprong en den aanvang der stoomvaart in Duitschland, Oostenrijk, Rusland en Japan. Het voorhanden materiaal is echter zoo groot, dat het niet doenlijk is daaraan recht te doen wedervaren binnen de afmetingen van een tijdschriftartikel. Daarvoor zou een boekdeel noodig zijn. Hier kan dus slechts getracht worden de levenslijn der Maatschappij aan te geven met hare vele stijgingen en dalingen. Dat schrijver dezes daartoe in de gelegenheid is, dankt hij aan de hulp van den heer F. Heering Jr., secretaris der Directie te Fyenoord, die al deze notulen en verslagen doorgelezen en met juist inzicht geëxterpeerd heeft. Dat de heer Heering bij zijn vele werkzaamheden daartoe tijd en ambitie gevonden heeft, verdient voorzeker een woord van waardeering. Deze uittreksels verstrekten in hoofdzaak de gegevens, waarnaar dit verslag bewerkt is.
Behalve economische mededeelingen bevat het archief te Fijenoord ook zeer belangrijke technische gegevens omtrent de ontwikkeling van het scheepswerktuig in het algemeen. Duidelijk spreken die teekeningen uit met hoeveel durf en doorzicht de groote Engelsche constructeurs van die dagen naar wier voorbeeld gewerkt werd de vraagstukken van machine- en ketelbouw ter hand namen. Maar tevens toonen zij aan hoe aan Roentgen, door zijn origineele constructies, een plaats onder die geniale mannen toekomt. De uitvinding
der Compoundmachine wordt toch terecht op Roentgens naam gesteld. Ook door buitenlandsche schrijvers over technische onderwerpen is dit herhaaldelijk geboekstaafd. Herinnerd mag worden aan de serie artikelen van de hand van I. Walter Pearce in de Engineer van 1890 en 91. In 1891 zijn deze artikelen afzonderlijk uitgegeven onder den titel ,Compound marine engines sixty years ago”. Ook de heer M. A. Mallet heeft daarover geschreven in de „Bulletin de la Société des Ingénieurs civils 11 Dec. 89, terwijl van dezelfde kundige hand ook afkomstig is de in 1901 verschenen brochure: „La machine Compound de Roentgen”. Ook in „der Maschinenbauer” vindt men daarover artikelen, evenals in het Tijdschrift v|h. Kon. Inst. van Ingenieurs van 30 Dec. 82, het Tijdschrift van Nederl. Indië April 82, e. a. Er kan geen sprake van zijn in dit opstel de technische zijde in het oog te vatten. Integendeel, hoe aantrekkelijk ook, deze behoort hier geheel buiten beschouwing te blijven; te meer daar de verwachting gekoesterd mag worden, dat het beeld van Roentgen, geteekend door een zeer bevoegde hand, nog eenmaal het licht zal zien.
Keeren wij na deze uitwijding terug tot de Iste Algemeene Vergadering der N. S. M., dan zien wij hoe daar de zaken op gang gebracht zijn. Er zijn reeds 2 booten in de vaart op Antwerpen, 1 boot op Nijmegen en 1 boot op Zeeland. Deze booten zullen wel Engelsche machines gehad hebben. Tevens werden er plannen beraamd voor een dienst op Keulen en den Rijn. De opzet voor het verdere bedrijf is als volgt:
De casco’s der nieuw te bouwen booten worden besteld op een scheepswerf in de buurt, gewoonlijk bij de firma W. & J. v. Hoogendijk te Capelle a|d. IJsel. De machines en ketels worden te Rotterdam ontworpen volgens de plannen van Roentgen. Uitgevoerd werden de plannen echter bij de firma Cockerill te Seraing. De oudste teekeningen, die op Fijenoord aanwezig zijn, dragen dan ook het opschrift: Bateaux 1,2, 3 & 4.
Cockerill verbindt zich daartegen uitsluitend aan de N. S. M. scheepsmachines te leveren.
In 1825 ontstaan daarover reeds moeielijkheden, welke ter beslechting aan Koning Willem 1 voorgelegd worden. Het gevolg hiervan was een nieuw contract, waarbij de N. S. M. afziet van dat van 20 Oct. 1820, terwijl John Cockerill zich persoonlijk verbindt jaarlijks flO 000.— aan de N. S. M. te betalen. Deze betaling houdt op, zoodra de Maatschappij met het gouvernement of met de