Traverseering van den Obergabelhorn.

DOOR I. DE BRUYX.

De graat, op welke ik u voeren wil, is een der mooiste en langste van de Alpen. Zij begint op den top van den Weisshorn en voert Zuidwestwaarts over Schallihorn, Mominghorn, Rothorn, Trifthorn, Triftjoch, Wellenkuppe naar den Obergabelhorn, om als Arbengrat in den Höhwanggletscher onder te gaan.

Een uren om niet te zeggen dagen lange graat vol sneeuw, ijs en scherpe rotsen, versierd met gewachte en gendarmes, op sommige punten onpasseerbaar.

Zoovelen bezoeken haar even op een harer talrijke toppen, zoovelen ook wippen even door het Triftjoch naar de Mountetzijde, doch te weinigen laten zich verleiden haar een eindweegs te volgen en te leeren kennen. En toch doet een blik op de kaart en nog beter een blik ter plaatse zien, hoe aantrekkelijk het zijn moet om, in plaats van dadelijk te traverseeren of denzelfden weg terug te gaan, een stuk van de graat in den toer op te nemen.

Zonder nu zoo ver te gaan als Pfann, die bij den Rothorn opging en van den Weisshorn afdaalde, of als het lid van de Alpine Club, die van af den Wellenkuppe den Obergabelhorn naar den Arhengrat traverseerde, zijn toch talrijke varianten mogelijk, die ja, den toer een paar uren verlengen, maar dan het interessante van een graatwandeling koppelen aan het verschillend zijn \'an op- en neerroute.

Na deze beschouwing aan het werk.

Het is 21 Augustus 1909, ’s nachts i uur. „Herr, das Wetter ist ziemlich, ich denke wir wollen’s probiren.” Eén minuut strijd tegen slaap en traagheid, aankleeden, inpakken, ontbijten, betalen, om 2 uur stappen we de deur van het Trifthotel uit. „Adieu, Herrschaften, glückliche Tour”, roept vroolijk zwartoogige Mina, maar een pijnlijke trek op mijn gezicht, dat te

8