Am Abend, da es kühle war,
Wurde Adams Fallen effenbar.
Am Abend kniet der Heiland nieder,
Am Abend kam die Taube wieder,
Und trug ein Oelblatt in dem Munde.
O, heilige Zeit, O Abendstunde.
Wonder liefelijk en heilig is de stemming. En onze gids vraagt of ook ik geloof, dat de bergen steeds lager worden door het afvallen der steenen. Hij gelooft het niet; wel vallen de steenen, maar de bergen groeien, zij rusten op hun moeder en die zorgt dat zij groeien. Hij heeft immers zelf die fraaie kristallen uit de rotsen gehaald en wie zou die er in maken, als ’t niet hun moeder was. Alles heeft toch een moeder en dus de bergen ook.
En wc zeggen hem, dat hij het zeker beter weten zal dan de ongeloovige toeristen, hij die altijd bij de bergen leeft.
De avond valt, doch we kennen den weg en wandelen voort, tot te 10.15 de open poort van het Monte Rosa-hotel wenkt.