Dufourspitze en Schneegestöber.

DOOR R. CORT VAN DER LINDEN.

Zondag was ik om 5 uur uit München vertrokken en had gespoord langs zonnige dalen en glinsterende bergen naar Montreu.x. Maandag was ’t het heerlijkste weer van de wereld en zag ik Zermatt in al zijn glorie en den Alatterhorn in zijn goddelijken rooden avondgloed. Maar Dinsdag regende het en die nattigheid duurde 3 dagen achtereen. Ik hield mij evenwel in natte training.

Dinsdags wandelde ik naar Schwarzsee, haalde er een nat pak, kleerscheuren en kapotte handen in de Hörnli-rotsen,

Woensdag ging ik in regen en sneeuw naar den Gornergrat en at daar in de leege eetzaal van ’t hotel een, dat moet gezegd worden, smakelijke lunch. Donderdag wandelde ik naar Infthotel, was daar de eenige gast en siepelde ’s middags poedelnat van een wandeling weer Zermatt binnen. Maar om, 5 uur draaide het weer en sprak ik met Brantschen af den volgenden dag naar de Bétempshütte te gaan. En ochtend zagen wij voor ’t eerst weer den Matterhorn en de bergen en de witte sneeuwtoppen en de blauwe lucht, schoone donkere Italiaansche dames, wat te rumoerige Duitschers, nette Engelschen, de vroolijke zon in de vriendelijke smalle straat.

m halt twee vertrokken wij en om 5 uur waren wij bij de hut, die overvol was met meer dan 30 toeristen, onder wie 6 onbescheiden Italiaansche heeren(?), die de hut als hötel gebruikten en er reeds 10 dagen logeerden; kan men zulken bezoekers niet den toegang weigeren ?1) Vrij gelijktijdig ging de familie ter ruste, de helft beneden, de helft boven in ’t gidsenlogies en de andere helft, d.w.z. de gidsen, in de keuken. Geslapen werd er natuurlijk niet, wij lagen te draaien.

|) Voor niet-hoogtoensten is in sommige hutten geen langer verblijf dan twee of drie dagen toegestaan. Rgj