zien of men wel „goed” was. In elk geval kozen wij tot slot van onze escapades de Cima Ciaf en besteedden een lieve lange dag aan het zoeken van een route door deze nog onbetreden rotsen. Een lange en avontuurlijke dag was het, terwijl we geen ogenblik zeker waren of we er door zouden komen, door die onoverzichtelijke chaos van schoorstenen, pijlers en met stenen bedekte terrassen. Ook hier vond Solleder’s routegevoel steeds een doorgang, een uitwijkmogelijkheid naar links of naar rechts, vanwaar het weer omhoog ging. Dat is het boeiende van het klimmen in de Dolomieten, dat er steeds nieuwe mogelijkheden zijn en het al heel gek moet lopen eer het werkelijk is: tot hier en niet verder.
’s Avonds stonden we boven op de kam, en het was aardedonker toen we op de Pra di Toro terug waren. Het was een triomfantelijk slot!
]uni 1960. Na de prachtige rit door het Pustertal zijn mijn vrouw en ik op Fischleinboden gearriveerd. Meer harmonische en symmetrische dalafsluiting dan die van het Fischleintal zag ik zelden!
Ditmaal beginnen de beklimmingen niet direct, eerst wordt er gewandeld. Drei Zinnen- en Zsigmondyhut vormen prachtige doelen. In die Zinnenhut is juist een grote voorstelling aan de gang!
Twee partijen van drie zijn in de noordwand van de Grosse Zinne. Vanuit de hut zijn ze duidelijk met het blote oog waar te nemen. Zes stippen zitten tegen de gele — en dus kennelijk overhangende — rotswand geplakt en ze verroeren zich niet. Het is erg opwindend om naar te kijken, maar lang kan men het niet volhouden, want er gebeurt niets. Wanneer we, na wat gegeten te hebben, weer gaan kijken is één stipje een paar streepjes hoger gekomen. Dat is groot nieuws; ieder is er vol van! Maar wanneer we verder gaan is er in de totale positie, voorzover valt na te gaan, niets meer veranderd. Het is ronduit stomvervelend om naar te kijken.
Grosse Zinne en Westliche Zinne vanaf Paternsattel Opn. Tadema
De volgende dag zou het weer omslaan en de sneeuw tot beneden de 2000 m komen. De klimmers in de noordwand zullen er, als maar vanwege de overhangende rotsen, nog betrekkelijk weinig last van hebben, maar benijden doen we ze zeker niet. De derde dag pas zouden ze, naar wij later hoorden, de grijze rotsen bereiken d.w.z. terrein waar de wand niet meer overhangt en over de top heelhuids weer beneden komen.
Toch is dit alles al lang afgedaan. De noordwand van de Grosse Zinne wordt alleen bestegen door lieden die het ook eens gedaan willen hebben. Het is een prestige-kwestie. Wil men meetellen dan moet men wat nieuws zoeken, zoals zij die in het voorjaar van 1959 in de noordwand van de westelijke Zinne hun wedstrijd voerden.
Van der Leek berichtte er de lezers van „De Berggids” al over in en hier is voor hen die het vergeten zijn het verhaal nog even in het kort. April 1959 hadden twee jonge Zwitsers een