Aanwinsten voor de Bibliotheek

Op reis door de bergen, door B. Baanen, De Bezige Bij, Amsterdam 1955.

Wanneer de stroom van nieuwe bergliteratuur, welke uit het buitenland ook onze lage landen overspoelt, eens even onderbroken wordt door een Nederlands bergbeek, dan is dit feit op zich zelf reeds genoeg om het hart eens recensenten snel ler te doen kloppen. In dit geval een boek van Baanen, dus. geen onbekende voor ons, immers van dezelfde hand verschenen o.m. reeds „Winterweelde in de bergen" en „De bergen roepen".

Ook dit jongste boek heb ik met genoegen gelezen. „Op reis door de bergen” wil zijn en is een populair boek, geschreven „voor bergtoeristen, bergwandelaars en bergklimmers en voor hen, die het willen worden". Populair in de goede zin van het woord; vlot geschreven en prettig leesbaar. Het wil geen standaardwerk zijn, integendeel, de schrijver heeft er zich wijselijk toe beperkt wat in de schier onuitputtelijke stof te grasduinen. Uit de inhoud noem ik enkele hoofdstukken: Flitsen uit de geschiedenis van het alpinisme; Over geologie, gletschers, kammen en toppen; De vrouw in de bergen; Berggidsen en berghutten; Nuttige wenken voor de uitrusting; Morele uitrusting van de bergtoerist; enz.

Zo ontstond een boek dat weinig pretendeert, maar een heleboel biedt. Ondanks de onvolledigheid of misschien juist daardoor? vindt men een ganse serie nuttige wenken, waarmee ieder beginner z’n profijt kan doen. Men voelt dat de schrijver uit een rijke eigen ervaring put en weet waarover hij het heeft. En ook wie reeds vertrouwd is met de bergen zal wellicht in dit boek nog iets vinden dat voor hem nieuw is; in elk geval is het steeds boeiend te zien hoe een ander, even vertrouwd met de alpine wereld, zijn ervaringen aan anderen tracht door te geven.

Slechts hier en daar constateerde ik dat de schrijver misschien alleen maar met de bedoeling niet te veel details te geven

een onnauwkeurige of zelfs onjuiste voorstelling van zaken geeft. Ik geef een enkel voorbeeld : (pag. 25) Hillary en Tensing bereiken na hun geslaagde aanval op de Everest om half vijf de eersten van hun tochtgenoten, waarop het nieuws van hun slagen zich langs de sub-kampen voortplant.

Neen, zo was het niet helemaal; Baanen laat hier die merkwaardige episode weg, dat het afgesproken teken door de klimmers op de South Col wel wordt gemaakt maar, om niet verklaarde redenen, niet wordt opgemerkt. Eerst de volgende dag bereikt het bericht, tegelijk met de twee overwinnaars, de leider Hunt en dan radiografisch Engeland.

(pag. 48) Hadow glijdt uit, en door het touw, dat hen verbindt, wordt ook Croz ruggelings van de berg getrokken. Ook hier gaat ’t weer om een detail, maar in werkelijkheid was Croz voorop en werd door de op hem vallende Hadow letterlijk in het verderf geduwd.

En zo zouden er meerdere onnauwkeurigheden zijn aan te wijzen, welke Baanen had kunnen vermijden indien hij de originele bronnen had geraadpleegd. Whymper’s „Scrambles” is een boek dat heus nog wel is te vinden. Dat hij dit kennnelijk niet deed is een fout en de daardoor ontstane onjuistheden zijn evenzovele „schoonheidsfouten”.

Maar ze doen de balans niet omslaan. Baanen's boek beschouw ik als een aanwinst voor de Nederlandse alpine literatuur, al blijft het zoals uit het voorafgaande kan blijken in de eerste plaats een practische handleiding.

De schrijver heeft vrijelijk geput uit het Gedenkboek uitgegeven bij het 50-jarig bestaan van de K.N.A.V., maar dit kan niet de enige verklaring zijn waarom deze vereniging in Baanen’s boek rijkelijke vermelding vindt; kennelijk kent de schrijver de ware verhoudingen in ons land te goed.

Vermelding verdient ten slotte nog dat het boek besloten wordt met een serie practische schema’s voor lichte en zwaardere tochten in Zwitserland, de Dolomieten en Oostenrijk. M. W. J.