en op de ombuiging versierd met staande nagelindruksels. Aardewerk plekkerig roodachtig-grijsgrauw. Grondmassa: leem met steengruis. A. en gev. als voren, in No 3.

8 (1944/VII 3) Onderstuk, van een geoord urntje of potje met kamversiering. Aardewerk: grauwzwart. Grondmassa: leem met granietgruis. G. en gev. als voren No 6—7.

9 (1944/VII 4) Onderstuk van een grootere um als voren, doch van onversierd, roodachtig aardewerk. Inhoud: verbrande menschenbeenderen. A. en gev. als voren No 6—B.

c. Late ijzertijd

10 (1944/XI 2) Een korte, rechte, eikenhouten schop met smal blad, ronden tot ovalen steel en afgerond-pentagonaal handvat als van een ballastschop. Romeinsche- of volksverhuizingstijd.

G. van den Heer W. Briggeman te Oudemolen. Gev. (eenige jaren geleden) op 1.5 m diepte, in een destijds ontdekt veentje te Oudemolen, Gem. Vries.

11 (1944/VI 3) Bovenstuk van een samengestelden schoen, waarvan de zool bij den vinder verloren is gegaan. Einde Romeinschen tijd, vermoedelijk begin vijfde eeuw.

G. van den Heer R. Pop k e n te Zeegse. Gev. door schenker bij het turfgraven in een veentje, ± 1 km Z O. van het gehucht, direct buiten den duinenrug. De schoen werd aangetroffen ter halverhoogte van de 1 m dikke veenlaag, die was bedolven onder 0.30 a 0.40 m stuifzand, dat zuidwaarts tot 1 m oploopt. De veenlaag zelf bestaat voor de bovenhelft uit licht, voor de benedenhelft uit zwart veen.

12 (1944/VI 2) Een volledig, tienspakig, eiken wagenwiel, zonder ijzeren hoepel. Romeinsche of Frankische tijd.

G. van den Heer Thijs Boelen s, te Taarloo. Gev. bij het 1.75 k 2 m diep turfgraven, op het zand onder een dikke laag zwart veen, in het Bolveen te Taarloo, Gem. Vries.

13 (1944/VI 2a) Twee stukken hout, waarop een verdikking eenigszins gelijkenis vertoonend met de Romeinsche wagenwielen in het Museum.

G. en gev. als voren.

14 (1944/VI 2a) Drie breede, platte, boogvormige stukken eikenhout, blijkbaar de eerste bewerking van een drietal sectoren van een wagenwiel als voren No 12.

G. van den Heer J. Mulder te Taarloo. Gev. als No 11, doch 50 m meer zuidelijk.