dezen heuvels toegeschreven structuur, in het licht van de onmiddellijke consequenties van een dergelijken bouw, niet hebben kunnen gelooven.

Het komt mij daarom niet zonder belang voor, hier ter nadere oriënteering en inleiding tevens, een résumé te geven van hetgeen wij over den bouw der bekercultureele grafheuvels, in het bijzonder over de koepelgrafhypothese, vinden in de dissartatie van Dr F.C. B u r s c h *)! De Heer Bursch geeft nl. in de inleiding daarvan een historische samenvatting van de ontdekking en wat daarmede samenhangt. Hij gaat daarbij uit van de in 1907 door J. H. H o 1 – w er d a bij ons te lande, nl. op de Veluwe bij Apeldoorn, onderzochte tumuli G i en D 4. Dit zijn twee heuvels, achtereenvolgens behoorende tot een zevental tumuli in de buurt vaii den Galgenberg onder de Barnt, en een vijftal bij de Dobbe Geile of Stadhouders-kuil Zij vormden samen een groep van ii tumuli, gelegen „op de bezittingen van H.M. de Koningin, bij Nierssen ten W. van Vaassen, op de Veluwe” Aanvankelijk door Holwerda als restanten van een oorspronkelijk cylindrischen hout-aardebouw geinterpreteerd, reconstrueert hy deze en soortgelijke heuvels, sedert zijn nieuwe ontdekkingen in 1908 in de hertekamp bij Vaassen, als koepelgraven 3). Daarnaast ontdekte Holw e r d a in 1908 nog een anderen grafbouw bij Uddel, dien hij als een soort temenos, een heiligdom dus, opvatte. Hij vergeleek dien al aanstonds met de Engelsche ..Heneemonuments”. mAf mamA i\

la.ct uc c,ugciscnc „nengcmonuments”, met name Stonehenge •). ~Somit waren aldus Bursch (l.c. p. 39) 1909 die beiden Hauptgattungen der Becherkultur-Grabanlagen, Kuppelgrab- und Palisaden- oder Pfostenhugel, von Holwerd a erkannt und veröffentlicht”. Het latere onderzoek hier en elders zou slechts een aanvulling van het eerste zijn geweest »). Holwerda zelf droeg daartoe bij door zijn opgravingen in 1911 en 1912 bij Nierssen en Uddel «). Daar vond hij niet alleen opnieuw koepelgraven, met bovendien ik volg hier Bursch geringe afwijkingen in details, zooals „Grabpahsade, Leichenbrand, Opferieuer”’), maar ook weer palissadeheuvels

-*• ''r*'-*»''-''» n ***««* wwfi. weer paussaaeneuveis , By dit alles vergeet Bursch m.i. twee dingen nl.: lO dat het door H olwe r d a onderstelde koepelgraf op een onjuiste interpretatie berust en bij nadere beschouwing eiken pondslag mist, m.a.w. dat een houten koepelgraf in den door H olwe r d a gegeven zin m het geheel niet heeft bestaan, althans niet is aangetoond; 20 dat de palissadeheuvel, of juister wellicht paalkransheuvel, wel is waar door H o 1 w er d a werd ontdekt, doch niet als zoodanig verklaard en begrepen. H olwe r d a zelf schreef er aanvankelijk een sacrale beteekenis aan toe, daarbij denkend aan een soort heiligdom, een temenos, uit de klokbekercultuur en vergelijkbaar met „de ronde megalithische steenmonuraenten (Stone-circles) als

') Bursch, F. C.: Die Becherkultur in den Niederlanden. 0.M.R.0. Leiden XIV *933. p-p. 39, spec. p. 39, Einleitung. ’ ’

r'f jy» -K'-''* K* -jy» AiiiuciLuiig. *) 0.M.R.0. Leiden, 11, 1908, p.p. i, spec. p. 3. Zie ook Ber. Röm.-Germ. Komm. 1906/1907, p.p. 123.

>) O.M.R 0., Leiden, IV, 1910, p.p. i, spec. p. 10-13. Praeh. Z. 1., 1909/1910, p. 374-379. Samenvatting m Die Niederl. i. d. Vorgesch. Europas. loie y v ,v j/4 3/9

» • • *. u, wwigcacu. curupas, 19x5. *) 0.M.R.0. Leiden, 111, 1909, p.p. 40. *) Schuch h a r d t, C.: Z. f. Ethnol., 40,1908, p.p. 813; Bos c h und Reine r t h: Kossmna-Festachnft, 1918, p.p. 202; Anz. für Schweiz. Altert., 31. 1929, p.p. i; Antiquity, llll’ '*■ C“"n‘"g‘on, M. E.: Woodhenge, 1929; Sal m o, Suomen Museo, *930, p.p. 46. '

•) 0.M.R.0. Leiden, V, 1911, p.p. i- idem VI. lou. n.o. 1.

•v * ' *y**t K‘P* *» luciu VI, 1913, p.p. I, M Praehist. Z., IV, 1912, p.p. 368.

p.J#* JWO. •) 0.M.R.0. Leiden, VI, 1913, p.p. 11.

6