EEN TWEE- OF DRIEPERICDEN-HEUVEL, MET PRIMAIREN SUBTUMULUS DER VELUWSCHE KLOKBEKERCULTUUR, BIJ DE EENERSCHANS, OEM. NORG

(Afb. 5-8)

Op 31 Maart 1944 werd met de opgraving van den bovengenoemden heuvel een aanvang gemaakt. Het onderzoek werd na kortere en langere onderbrekingen beƫindigd op 1 Sept. d.a.v., toen de heuvel uiterlijk zoo goed mogelijk hersteld was.

De aanleiding tot het doen van deze opgraving was een vondst van enkele samenhoorige scherven, geschonken door den Heer Med. Arts J. Siebinga te Opeinde, Gem. Smallingerland, aan wien wij dank verschuldigd zijn voor zijn gift ten behoeve van het Provinciaal Museum te Assen. Hij was het ook, die dfiartoe aangezocht, welwillend de noodige informaties verstrekte over de herkomst van die scherven. Deze hadden nl. al aanstonds onze volle belangstelling, omdat zij bleken te behooren tot de groep van klokbekervaatwerk, die speciaal kenmerkend is voor de Veluwe. Daar komt deze ceramiek veelvuldig voor; in Drente daarentegen hoogst zelden. Bovendien komen klokbekers, naar het schijnt, op de Veluwe in den regel voor in correlatie met zgn. koepelgraven. Zoodoende was er alle reden, toen vast stond, dat de scherven uit een grafheuvel waren opgedolven, dien heuvel welke 350 m N.O. van de Zwartendijkster schans, ongeveer 2 km W. van Een, Gem. Norg, bleek te zijn gelegen aan een systematisch bodemonderzoek te zijn onderwerpen. Dit geschiedde ten slotte in 1944.

Aangezien de Heer Siebinga ons had medegedeeld, dat de Heer A. 8., Boelenslaan 233, post Surhuisterveen, de vinder was, hebben wij met laatstgenoemden heer contact gezocht. Dit contact kwam tot stand op den derden April 1944. Te voren hadden wij de ligging van den bewusten heuvel door de aanwijzingen van den Heer Siebinga reeds kunnen vaststellen. A.B. heeft den dag van 3 April welwillend meegraven en heeft toen tevens eenige pikante inlichtingen omtrent de vroeger gevonden scherven verstrekt, die door het onderzoek nog konden worden aangevuld. Die inlichtingen waren de volgende:

In den herfst van 1936 (?) waren de Heeren A. 8., diens zwager en een neef, er per auto op uit geweest, op zoek naar grafheuvels: een formeele speurtocht dus! Te Een aangekomen werd de auto daar bij een boer ondergebracht en waren de heeren gedrieƫn het veld in gegaan. Daar zagen zij al spoedig den bewusten, toen nog gaven heuvel. Bij een eerste bezichtiging was de heuvel den Heer B. echter te groot geweest. Daarom was het drietal toen verder op verkenning uitgegaan, om een kleineren heuvel op te zoeken.