Vondstbeschrijving

1 (1925/IV 1 (a-e)) (Afb. 4: la-e) Tal van scherven waaronder twee kartelrandige scherven (la-b), één halsschouderscherf met omloopende groeflijn (Ic), één effenrandige scherf (ld), meerdere dikwandige, deels besmeten buikscherven en één bodemscherf (Ie) van zgn. Harpstedter aardewerk.

Jongste brons- of vroege ijzertijd.

Gev. in het heuvellichaam, vak H-6, diepte 12.78 + N.A.P. 2 (1925/IV 2) Gecalcineerde menschenbeenderen van secundair brandgraf, O. naast grooten veldsteen.

Gev. O. tegen grooten zwerfsteen boven in den heuvel, vak E-5, diepte 12.87 + N.A.P.

3 (1925/IV 3) (Afb. 4:3) Gebarsten, doch volledige, groote effenrandige, hooghalzige um met afgeknot-peervormigen buik, van bruinachtig, dun gesaust aardewerk.

Late bronstijd of vroege ijzertijd. Gev. in het heuvellichaam, vak E-5, diepte 12.94 + N.A.P.

4 (1925/IV 4) Gecalcineerde menschenbeenderen, afkomstig uit een brandskeletgraf (1. 0.72; br. 0.30).

Vermoedelijk midden-bronstijd. Gev. in O. heuvelrand, vak H-7, diepte 12.45 + N.A.P.

5 (1925/IV 5) (Afb. 4 : sa-n) Tal van scherven, waaronder één bodemscherf (sa), één overlangs en (althans éénmaal) dwars gegroefde, daarna gesauste buikscherf (sb), één randscherf (sc) met grootvormig tuitje, één kartelrandige scherf (se), negen effenrandige scherven (sf-n), en voorts tal van andere, grootdeels besmeten scherven, van Harpstedter vaatwerk. Onder deze vondsten één nucleus van vuursteen (sd). Tijd als voren 1.

Gev. in het centrum van een vierkante hutkom met vier hoekpalen, in den N.O. tumulusrand, vak J/K-4, diepte 12.10 + N.A.P.

6 (1925/IV 6) Grondmonster uit het hoofdgraf. Gev. vlak bij het hoofd van het lijksilhouet (Afb. 5 : c. Vak E/F-5/6), vak F-6, diepte 12.30 + N.A.P.

7 (1925/IV 7) Grondmonster naast het hoofdgraf. Genomen naast het hoofdgraf, vak F-5/6, diepte 12.25 + N.A.P.

8 (1925/IV 8) (Afb. 4: Ba-o) Tal van meer of minder bewerkte vuursteenen voorwerpjes, schrabbers (Ba-o), waarvan enkele gecraqueleerd, d.w.z. gebarsten door vuurinwerking. Hiertusschen enkele scherfjes (Bi, 1 en o). Losse vondsten.