6i (1929/VIII 151) Vijf bodemfragmenten met afgeronde randen van verschillende, niet nader bepaalde vormtypen.

62 (1929/VIII 152) Groot aantal onversierde randfragmenten van niet nader bepaalde vormtypen.

B. Ander, d.w.z. geen Hunebeddenaardewerk

Niet vertegenwoordigd.

11. STEENEN VOORWERPEN

63 (1929/VIII 153) (Afb. 2b : 153) Breedtoppige, op doorsnede afgeknot-ovale bijl met waaiervormig verbreede snede, van kristallijn gesteente (Dioriet).

h. totaal 0.108

( top 0.014 { top 0.023

di. ( midden 0.032 1. ( midden 0.053

( „ zijd. 0.020 ( snede 0.064

Neolithicum, per. zgn. Monte 1 i u s 111.

64 (ipzp/VIII 154) Plat, afgerond schrabbertje van lichtgrijzen vuursteen. Neolithiciun. 65 (1929/VIII Issi>) (Afb. 2e : 155b) Min of meer amandelvormig toegeslagen artefact van caverneuzen vuursteen, gelijkend op een soort houweeltje of „bikkel", zooals gebruikt werd in de vuursteenmijnen. Het eene afgeronde uiteinde met slagsporen. Vermoedelijk een „vuurslag”. 1. 0.73 m di. 0.023 m br. 0.030 m

66 (igzg/VIII 155 a, c) (Afb. 2e: 155,155 a) Talrijke vuursteensplinters en afval. Neolithicum.

111. SIERADEN VAN BARNSTEEN OF GIT

Niet vertegenwoordigd.

IV. METALEN VOORWERPEN

67 (1929/VIII 156) Fragment van omgebogen, bandvormig metalen voorwerp van bronsof koper. Aeneolithicum.

V. NATURALIEN

68 (1929/VIII 157) Eenige fragmenten van gecalcineerde menschenbeenderen.

VI. ALLO T R I A (recent)

69 (1929/VIII 158) Scherf van I7e-eeuwsch potje.

70 (1929/VIII 159) Fragmenten van Goudsche pijpestelen.

71 (1929/VIII 160) Ijzeren wig, zgn. ~tangbijl”.