persoon voor ons leven en slagen er in de liefde en verering, die Stellwagen voor zijn beschermer en weldoener koestert op ons te doen overgaan. Telkens blijkt de gulheid en goedhartigheid van Nassau. Als zijn hart hem te machtig werd, schrijft Stellwagen, dan wist hij geen andere uiting aan zijn plezier te geven, dan door een blij gelaat te voorschijn te roepen. Herhaaldelijk wordt verteld, hoe hij de schoolkinderen trakteerde, meestal op koek, waarvan hij zelf zo veel hield; ook bij examens kwam dit dikwijls voor; hoe hij een goed antwoord vaak beloonde door het zenden van een boekje, hoe hij arme jongens voort hielp, niet alleen met raad en met geestelijke voorlichting, maar dikwijls ook met hulp uit eigen beurs. Telkens blijkt weer, hoe goed hij zich in de moeilijkheden van anderen kon verplaatsen en hoe sterk hij met iedereen meeleefde. Heel mooi beschreven is de geest in de kring van Nassau’s leerlingen, leerlingen, die alles voor hem overhadden, een geest van saamhorigheid, van idealisme, van bezieling, die een voorbeeld kan zijn voor alle tijden. Het is zo goed, dat deze herinneringen geschreven zijn, ze doen de man, van wie we anders slechts een vage voorstelling zouden hebben, al weten we ook, dat hij belangrijk was, voor ons leven in al zijn gulheid en goedhartigheid. Maar al zijn gulheid en goedhartigheid sympathieke eigenschappen, vooral voor de mensen, die daarvan de voordelen ondervinden, ze maken iemand nog niet tot een belangrijke figuur, voor het nageslacht komt het er meer op aan, wat iemand presteert, al mogen we de onzichtbare, niet na te gane invloeden, die misschien veel verder doorwerken dan we ooit zullen weten, niet uitschakelen. Bij Nassau hebben zich ongetwijfeld beide factoren verenigd. Stellwagen zegt, dat zijn kindskinderen nog de nagedachtenis van zijn weldoener zidlen zegenen, er zullen vele van zijn leerlingen zijn, die hun dankbaarheid op het nageslacht hebben kunnen overdragen, ook de overige prestaties van Nassau gaan ver boven het gemiddelde uit. Hij was een onvermoeid werker, waaraan hij zich gaf, daaraan gaf hij zich geheel, Stellwagen geeft ook daarvan vele voorbeelden hoe hij een uitgebreide correspondentie onderhield met zijn leerlingen, die hij nooit verwaarloosde, hoe onvermoeid hij was in het bezoeken van scholen, hoe hij altijd met raad en daad voor zijn leerlingen klaar stond, hoe goed hij schreef en hoeveel tijd hij altijd had voor allen en voor alles. Prachtige voorbeelden geeft Stellwagen uit de praktijk, waaruit blijkt, welk een goed onderwijsman hij was en hoe hij uit alle leerlingen, grote en kleine, wist te halen, wat er in zat. Ook Vegter geeft in het genoemde artikel in de Nieuwe Drentsche Volksalmanak een mooie karakteristiek van Nassau als onderwijsman: de geweldige, wiens faam hem reeds was vooruitgegaan, de eenoog die alles zag en niets spaarde, wiens uiterlijk volstrekt niet aantrekkelijk was en van wie toch zulk een onweerstaanbare bekoring op kinderen uitging, de kinderen, die wanneer hij iets vertelde, ongemerkt naar voren schoven,