1807 een zelfstandige gemeente was geworden, werden er pogingen in het werk gesteld om hier een inrichting voor meer uitgebreid onderwijs te krijgen, vooral de toenmalige landdrost, Mr P. Hofstede, gevoelde, dat niet alleen voor Drente, waar, uitgezonderd de Latijnse school te Meppel, alleen gewone dorpsscholen bestonden, maar vooral voor de jonge stad Assen, zulk een inrichting van buitengewoon veel belang zou zijn. Door de politieke verwikkelingen van die tijd raakte het plan op de achtergrond, maar in 1818 kwam het opnieuw, maar nu in heel wat bescheidener vorm op het tapijt. Wel waren er moeilijkheden van allerlei aard en ook met de aanstelling van geschikt personeel ging het aanvankelijk niet heel vlot. Na de eerste oproep voor organist, muziek- en taalmeester werden er 5 sollicitanten geëxamineerd, Wfiarvan er geen enkele geschikt bleek te zijn. Na een nieuwe oproep, nu alleen voor taalmeester, werd een nieuw examen gehouden, waarbij volgens het rapport van de schoolopziener G. van Benthem Reddingius, de heer Hendrik Jan Nassau, secondant van den heer Rünckel te Hoogezand niet alleen uitmuntte in rang en kennis, maar ook in oordeel, smaak en geschiktheid om te onderwijzen. Daar Nassau niet het minste verstand van muziek had, is het mogelijk, dat de gewijzigde oproep daarmede rekening heeft gehouden. 15 Mei 1820 aanvaardde Nassau zijn betrekking. In het gedenkschrift worden allerlei bijzonderheden vermeld, die een aardig licht werpen op die tijd, het verbod b.v. om boeken aan leerlingen te verkopen, er mag wel les aan meisjes worden gegeven, maar alleen in het ouderlijk huis, verkoop van wijn, bier, thee of koffie aan leerlingen is eveneens verboden. Onder de voortreffelijke leiding van Nassau, zegt het gedenkschrift, nam het aantal leerlingen snel toe, het geeft daarover een aantal bijzonderheden, ook wordt er uitvoerig gesproken over de moeilijkheden, die men had met het vinden van een geschikt gebouw, over de strubbelingen, die door de financiële zorgen ontstonden, over de verschillende leerplannen, over de examens, de leervakken enz. In 1825 echter kwam het gebouw aan de latere Nassaulaan gereed, in hetzelfde jaar werd het door Dr Nassau met zijn interne leerlingen betrokken. Daar het met de school naar wens bleef gaan, vroeg de commissaris des konings. Hofstede, bij schrijven van 24 Januari 1825 aan de raad van Assen, of deze niet de tijd gekomen achtte om te trachten de inrichting onder de erkende Latijnse scholen te doen opnemen. Dit gelukte, Nassau, candidaat in de letteren, werd 15 Maart 1825 provisorisch tot rector benoemd en kreeg, na in 1829 te Groningen te gepromoveerd (cum laude, vertelt het Nieuw Nederlandsch Biografisch woordenboek) een definitieve aanstelling.

De cursus begon Sept. 1825 met 42 leerlingen, in 1846 bedroeg dit aantal 47, onder wie 27 van elders, waarvan er 20 bij den rector in woonden. Oorspronkelijk kregen de leerlingen na afloop van de cursus een getuigschrift