Rijp

door JV. Meyboom-Veltman.

Nu staan de boomen, wit berijpt,

Roerloos, gelijk een menschenkind.

Dat niet zijn groot geluk begrijpt.

Dat in de eerste weelde van

Zijn eigen hart zichzelf niet vindt. Zijn rijkdom niet omvatten kan.

Het teere wit is overal.

Maar ach, ons menschelijk geluk Is brozer dan het dunst kristal.

Eén windvlaag en met zacht gekling, Breekt alle witte toover stuk ....

Nu is de droom herinnering.