en dat van de Wapserveense A. Aan de zijde van de Beilerstroom liggen de dorpen Havelte, Uffelte, Wittelte en Busselte; op de rug zelf liggen alleen de gehuchten Holtinge, Darp en Schier en verder de essen van Uffelte, Holtinge, Schier, Darp, en Busselte, als eilanden in een uitgestrekt heideveld van enkele duizenden hectares, waarop tot voor 25 jaar nog overal de schaapskudden graasden.

Aan de rand van de genoemde essen bevinden zich in de vorm van lage hakhoutbossen of strubben nog enkele kleine woudresten met een opvallend weelderige ondergroei van adelaarsvaren (addervoar’ns), dalkruid, bosanemoon, lelietje van dalen, bosviooltje, ja, soms zelfs vindt men wilde kers, kardinaalsmuts, hazelaar, wilde roos en tal van andere planten. In de plantensociologie onderscheidt men verschillende bostypen, waarvan één, het zg. Viooltjesrijk Eiken-Berkenbos vrijwel alleen in Drente voorkomt.

Wel zijn deze bosrelicten thans maar zeer klein en worden ze elke 10 jaar gekapt, doch ze geven ons een goede aanwijzing, dat het bos vroeger veel groter kan zijn geweest. De meeste essen zijn immers, zoals algemeen aangenomen wordt, door rooiing van het natuurbos ontstaan.

Hierop duiden ook vele namen van akkers: zo heet een gedeelte van de Uffelter es Halholte, een ander de Smeenholten. Trouwens de namen van de dorpen zelf zijn ook merkwaardig: Uffelte en Wittelte waren oudtijds Uphelte en Withelte, waarin men onmiddellijk het woord „holt” herkent. Dit geldt ook voor Havelte, Busselte, Ettelte, terwijl Holtinge wel voor zich zelf spreekt. Door de heide bij Uffelte loopt een karrespoor, de Holtweg genaamd. Bij Havelte was vroeger een hoeve bekend „op ten Holte”. Zo zouden nog talloze voorbeelden aan te halen zijn.

We keren terug naar onze bossen. In een viertal van deze restjes groeit nl. een heel interessante zeldzame plant, de knollathyrus (Lathyrus montanus). Deze is ook verder in ons land zeldzaam en heeft zijn hoofdverspreidingsgebied in zuidelijker streken. Bij ons is hij wellicht een relict uit een warmere periode (het Atlanticum). Hoe ook, het feit, dat deze plant alleen op de Bisschopsberg gevonden is en in hetzelfde bosgezelschap elders in Drente behalve bij Anlo niet, pleit er ten zeerste voor, dat al deze groeiplaatsen vroeger één geheel vormden! De aanwijzingen worden echter nog dwingender.

Want overal op de hoge rug vinden we in de heide nog enkele echte bosplanten, die zich, zij het met sterk gereduceerde vitaliteit, hebben weten te handhaven. Blauwe en rode bosbes zijn bepaald algemeen, doch ook dalkruid vond ik en tenslotte stootte ik onlangs ter hoogte van het kleine hunebed tussen Holtinge en Schier op een wel zeer merkwaardige vegetatie.

Tussen de voor heide op leemgrond kenmerkende planten wolverlei