de opbrengst bestemd is, tot goedmaking van de kosten van het diner, ’t welk allen vol levensvreugde en jagerslust toelacht.

Oude en nieuwe anecdoten kruiden den maaltijd, verzen worden er geciteerd, jachtvertellingen gedebiteerd en soms gebeurt het, dat de overgebleven langooren al weer over korenesch en heideveld huppelen, als hun gezworen vijanden, de Heeren der Schepping, bij ’t klinken der bokalen, nog een loflied aanheffen ter eere van Sint-Hubertus”.

Ook na 1869 werd in Zuid-Drenthe deze jachtdag nog gevierd: zoo werd in 1873 nog te Emmen, Dalen en Schoonebeek de Sint Hubertusjacht gehouden. In Dalen werd toen tot koning uitgeroepen mr. J. P. Willinge van Oosterhesselen, naast wien de heer Carsten van Zwinderen een eereplaats innam, want beide hadden evenveel geschoten. In Schoonebeek namen zeven jagers aan het feest deel, van wien B. J. Mensing die 13 hazen en 7 patrijzen had geschoten koning werd.

Op 6 Juni 1915 werd de Drentsche Jagersvereeniging opgericht, welke kort na haar 25-jarig bestaan werd samengesmolten met het gewest Drenthe der Nederlandsche Jagersvereeniging. In 1915 bij de oprichting werd het bestuur gevormd door de heeren G. S. Thedinga, Assen, voorzitter; A. Dikkers, Hoogeveen, secretaris; J. A. Tonckens, Zuidvelde, penningmeester; J. R. van der Molen, Vries; F. Smit, Beilen; Hk. Huizing en C. I. Korteweg te Smilde.

In de 19-de eeuw maakte mede door de vooruitgang van de techniek, waardoor de jachtgeweren steeds meer geperfectioneerd werden de z.g. lange jacht op hazen d.w.z. die met wildhonden meer en meer plaats voor die met het geweer. In de omgeving van Eext werd die lange jacht, als sport, nog vele jaren beoefend, toen in andere streken van Drente dit oude bedrijf reeds verdwenen was (zie afbeelding). In café „De rustende jager” van D. Kram te Eext sierde nog lang een aantal afbeeldingen van windhonden de gelagkamer. In de „herinneringen uit het Drentsche jachtveld” gaf J. C. Gaerthé o.a. een beschrijving van de hazenjacht met windhonden ”) en in 1873 werden nog per advertentie aangeboden „windhonden, die twee en drie velden geloopen hebben”.

Het hierbij afgebeelde wapen der gemeente Gieten waarop de Heer H. J. Prakke te Assen mijn aandacht vestigde zooals het in de Statenzaal in het Provinciehuis prijkt en in 1941 weer door de gemeente als wapen werd ingesteld, vertoont eveneens een herinnering aan de aldaar destijds veel beoefende jacht met windhonden.

Het wapen der gemeente Eelde, gevormd door een opvliegende raaf, welke een kruisboog in zijn snavel draagt, herinnert eveneens aan het jacht-