op alle gronden dier marke, aan een Haagsche jagersvereeniging en die heeren verschenen hier niet meer dan twee, drie maal in het seizoen.”

De rijke wildstand maakte Drente tot een zeer geliefd jachtterrein.

„De jacht”, zegt „Paf” in 1879, „ziedaar een tooverwoord in ’t oude landschap. Ruim 100.000 bewoners en ongeveer 350 jagers mèt, en hoevelen nog zonder acte! Jagen, dat zit een Drenth in ’t bloed en daarom wordt menigeen, die geen akte kan nemen, strooper. In de herbergen en sociëteiten is veertien dagen achtereen vóór de opening van de jacht, geen oor meer open voor de politiek en zelfs de Tweede Kamer trekt er geen attentie”.

Het Drentsche jachtveld werd vanouds uitsluitend aan ingezetenen van de marke verhuurd. Zoo meldt de Provinciale Drentsche Courant van 15 September 1873: „Volgens costuum locaal werd bij ’t geblaas van ’t boerboom het jagtrecht in de marke van Eext verpacht. Huurder werd W. Homan te Eext”.

Ook in andere dorpen, zooals Sleen, Vries, Rolde en Grollo, was verhuren aan dorpsgenooten de gewoonte. De volmachten van Vries lieten b.v. een lijst rondgaan, waarop de grondeigenaren konden verklaren, hun jachtrecht ter beschikking te stellen. De jacht in heel de marke werd dan door de volmachten, voor eenige jaren, aan enkele mededorpelingen verhuurd. De opbrengst werd gebruikt voor het onderhoud van de boerwegen enz. Soms was een grondeigenaar zoo „loek”, dat hij de volmachten wel toestemming tot verhuring gaf, maar geen uitsluitend recht verleende, zoodat de huurder van het jachtveld tot zijn verbazing op bepaalde gronden medejagers aantrof, die ook een geldige permissie bezaten.

In Sleen was de pachtsom vroeger 25 tot 50 gulden per jaar, maar toen later de ~vremde jagers” meeboden, werd de jachthuur opgedreven tot 300 k 400 gulden per jaar. Wilden ingelanden evenveel betalen, dan hadden zij voorkeur. Waar geen marke was, zooals b.v. in Hoogeveen huurden enkele jagers het weinige jachtveld particulier, tegen een geringe vergoeding in natura, een haas of een paar patrijzen.

De jachtveld verhuring geschiedde in sommige marken bij dagvergunning, zoodat dus het aantal jagers er onbepaald was. Zoo verstrekten in 1873 de volmachten van Zdjen permissiebiljetten voor de jacht in de geheele marke, welke per seizoen / 2.50 en per dag ƒ 0.75 kostten. In Ide, Annen en Leggelo ging het op dezelfde wijze. In de laatste jaren pastte het Staatsboschbeheer een dergelijk vergunningstelsel toe voor de jacht in zijn Drentsche bezittingen.

Kostte Omstreeks 1843 te Assen een volle haas maar 75 cent en een konijn 25 cent, dertig jaren later was het wild, door de groote uitvoer en de sterk toegenomen vraag ook uit het gewest zelf —, veel duurder: ~De berichten uit het jagtveld in Drenthe blijven gunstig en ook het getal van hen.