Een vijf en twintig jaren later liet Hartogh Heys van Zouteveen in zijn statistiek van 1864 er op volgen:

„Wolven en wilde zwijnen waren vroeger niet zeldzaam, doch zijn spoedig verdwenen. Korhoenders vindt men vooral op de heidevelden en hooge veenen. Zij zullen bij voortgaande ontginning geheel verdwijnen”.

Dit laatste was niet het geval met de reeën. In 1841 werd onder Gasselternijveen een „koningshert” opgevangen en aan de „gouverneur” vereerd. Deze schonk het dier aan de stad Assen, hetgeen leidde tot de stichting van de hertenkamp in het Asser bosch ’^).

In 1883 schreef H. H. van Zouteveen over de reeën ”):

„De herten beginnen zich sedert eenige jaren weer meer en meer te vertoónen, blijkbaar afkomstig uit Duitschland. Het eerste een jaar of zeven geleden ten Oosten van Groningen, het jaar daarop één te Zuidlaren, in 1877 en 1878 in Witterholt te Smilde, in 1879 één op het landgoed Berkenheuvel onder Diever en thans reeds 6 stuks aldaar onder bescherming.

Ook daarna hebben de reeën zich in Drente kunnen handhaven, in de laatste tijd vooral dank zij de nieuwe, uitgestrekte Staatsbosschen.

Hazen waren steeds overvloedig in Drente aanwezig, vooral bij Borger vormden ze omstreeks 1873 een ware plaag voor de landbouwers. Zoo beklaagden ~een stuk of wat boeren uit Borger” zich in de Provinciale Drentsche Courant van 6 September over de plannen, om de jacht maar drie dagen in de week open te stellen:

~Meneer de krantenschrieverl Wat wilt ze nou in Assen? Moe w deur de haozen heelmaol opvreten worden ? ’t Is godgeklaogd zoo’n last a’w der van hept. Waor mot ’t hen, as ze nou maor drie daogen in de week meugt jaogen. Kanst doe der niks an doen? As ’t lukt, zult wie dij een dikke haoze sturen, want hier bint ze maor zat.”

Later (18 Sept.) schreef „een keuterboer” uit Borger:

„Ik kan dij veur waorheid verklaoren, dat hier de haozen bij koppels van tien loopt te speulen op ’t bouwlaand, ze koomt zulfs in ’t dorp en loopt as honden de straot langs en as men fluit, wilt ze niet eens meer wegloopen”.

Op 15 November d.a.v. werd toen door de pachters van het jachtveld — een 20 Hollandsche heeren — een klopjacht gehouden, waarbij 100 hazen werden geschoten.

Deze rijke wildstand rondom Borger was dus wel eenigszins de schuld van de landbouwers zelf, die — in strijd met de oude Drentsche zede — het jachtveld hadden verhuurd aan vreemde, „Hollandsche” jagers, die maar zelden het Drentsche wild kwamen verontrusten. Over deze jacht bij Borger schreef Harm Tiesing ”): „Wij herinneren ons den tijd, waarin elke liefhebber die in het bezit was van een jachtakte, vrij mocht jagen. Vanaf 1866 was de jacht te Borger niet meer vrij: de markgenooten verhuurden het jachtrecht