land, met ~Holland”. Tal van ~vremden” kwamen hier in diverse overheidsfuncties hun beste krachten geven aan de materieele opbouw en de cultureele ontwikkeling van het ook toen buiten zijn grenzen nog zoo weinig bekende olde Landschap.

Dit alles maakte, dat ook op het gebied van jacht en visscherij ingrijpende veranderingen tot stand kwamen.

Bij besluit van 26 Maart 1814 bepaalde Koning Willem I: ~De regten van jagt, visscherij, vogelarij enz. zullen door de eigenaren der heerlijkheden worden behouden”.

De heerlijke rechten werden dus hersteld, maar heerlijkheden kwamen behalve de Smilde in Drente toen niet meer voor. Algemeene bepalingen Omtrent de jacht in heel het land, werden vastgelegd in de jachtwet van 11 Juli 1814, waardoor voor het eerst sinds eeuwen ook in Drente verkoop en vervoer van wild mogelijk werden gemaakt. Een groot aantal „broodjagers” kon er dan ook al spoedig een bestaan vinden. Alst. Grevelinck schreef daarover in 1840:

„Men vindt zelfs vele lieden, die door het gejaagde wild onmiddellijk te verknopen in de jagt hun bestaan vinden. De verzending van wild voornamelijk naar Holland is vooral zeer aanzienlijk in de dagen, wanneer het door de koude langer kan goed blijven”.

De uitvoer van het Drentsche wild nam van jaar tot jaar toe. „Paf” gaf daarover in 1897 in zijn causerie „De jacht in Drenthe” ’•) —, de volgende bijzonderheden:

„Een interessant gezicht is voor hem, die op de avond van de eerste dagen der jacht op het station van één onzer groote steden Zwolle, Utrecht, Amsterdam, Rotterdam en ’s-Hage staat, om de duizenden uit Drenthe verzonden gesneuvelden te zien aankomen.

Eerst verzonden de Drentsche poeliers het wild naar Zwolle, toen naar Utrecht, vervolgens naar Amsterdam, maar thans is de stad Luik de voornaamste afneemster en ook te Parijs hebben zij, voor direkte toezending, relaties aangeknoopt. Drenthe voert in één jagtseizoen wel voor een waarde van 60 è 80.000 gulden aan wild uit”.

Van de wildstand in Drente gaf Alst. Grevelinck in 1840 het volgende beeld: „Zeer zeker levert geen onzer provincies een ruimer en geschikter jachtveld op; men vindt er de meeste soorten van fijn wild, maar voornamelijk hazen, korhoenders het fijnste wild en houtsnippen. Het genoegen der jacht is dan ook zeer algemeen. Drente is altijd voor de jacht beroemd geweest. De patrijzen vindt men er meermalen in zeer groote getalen. Herten of ree«n worden in Drente niet gevonden; bij harde winters wordt er somtijds in het Oosten der provincie een enkel aangetroffen”.