De vereischten voor het verkrijgen van het jachtrecht bleven onveranderd, evenals het verbod wild te verkoopen, te schenken of te ruilen en het voorschrift bij verzending de naam van den afzender te vermelden. Betreffende het vervoer over de landsgrenzen waren de bepalingen blijkbaar niet erg duidelijk, want bij brief van 27 September 1805 vroeg de schulte van Coevorden en Schoonebeek, of de ingezetenen van Bentheim en andere aangrenzende plaatsen wild mochten invoeren in Drente en of de koopers dit weder mochten verhandelen.

Er werd nu een hondenbelasting ingevoerd, van 6 stuivers per jaar voor iedere hond, uitgezonderd kettinghonden, schoothondjes en schepershonden. Alle jachthonden waren bovendien belast met 1 gulden, waaronder vielen legerbenden, brakken, spions en bastaarden daarvan. Elke jager kon 1 hond belastingvrij houden. Losloopende honden moesten van een „bongel" voorzien zijn.

Inplaats van de beide „oppassers tot de Jagt", moesten nu de carspelsoldaten het toezicht uitoefenen, waarvoor zij 1 gulden per week extra soldij ontvingen. Totaal waren er 16 beëedigde carspelsoldaten, die werden voorzien van een „schietgeweer”, gemerkt met de letters L.D. (Landschap Drente).

Wie zijn „bijzondere eigendommen” van het „publieke jagtveld” wenschte te zien afgescheiden, moest borden plaatsen, waarop „Private Jagt”. De door de verschillende schultes opgemaakte lijst van hen, die in 1804 een jachtakte ontvingen, bevindt zich nog in het Rijksarchief te Assen.

In 1806 werd nog eens uitdrukkelijk omschreven, in een „notificatie van het Bestuur des Landschaps Drenthe”, dat van bastaard jachthonden de volle „impost” moest worden geheven, een maatregel, waaraan de meeste schultes zich niet hadden gehouden.

In de Fransche tijd toen Drente behoorde tot het Departement van de Westereems was blijkbaar evenals in de Duitsche tijd nu het dragen van jachtgeweren verboden. Althans is bewaard een request van 1812, opgesteld door Mr. W. Tonckens, maire van Eelde, aan de Prefect om vergunning tot het dragen van jachtgeweren.

14. De jacht in Drente in de 19-de en 20-ste eeuw.

De Republiek der Vereenigde Nederlanden hield in 1795 op te bestaan, ®ni na een aantal onrustige jaren met velerlei regeeringswisselingen in 1813 plaats te maken voor het Koninkrijk der Nederlanden.

Na 1795 dus geen plaatselijke of gewestelijke regelingen meer, maar wetten, welke ook elders golden. Dit beteekende een inschakeling van Drente in een grootere eenheid, hetgeen voor het bewaren van een eigen karakter niet bevorderlijk was.

De 19de eeuw bracht Drente meer en meer in contact met overig Neder-