Honderd eeuwen jacht en visscherij en tien eeuwen jachtrecht in Drente

door Dr R. D. Mulder

111.

13. De veranderingen in het Drentschc jachtrecht door de revolutie van 1795.

De revolutie bracht zoo schrijft Kosters ook op het stuk der jachtrechtstoestanden groote veranderingen. Jachtrecht gevolg van grondeigendom was haar beginsel: wat daarmee in strijd was werd weggevaagd.

Ook in Drente moest de gewestelijke regeling plaats maken voor een landelijke. Deze laatste werd eerst in Holland ingevoerd 28 Juli 1795 en artikel 1 van deze nieuwe verordening luidde:

„Dat van nu voortaan zullen ophouden, alle zoogenaamde vrijheden van 'de jagt, mitsgaders alle privilegiën van particulieren of gesustineerd regt om te mogen jagen alsvoorheen, maar zal daar en tegen een ygelijk vrijelijk op zijn eigen grond na allerley wild mogen jagen”.

In de andere gewesten volgde spoedig een dergelijke regeling, in Groningen werd b.v. op 4 September 1795 voorgeschreven:

„Dat ieder alleen zal mogen jagen op zijn eigen grond, welke hij gebruikt, of op dien grond, waarvan de vruchten en gewassen hem toebehooren”, waarbij dus het recht van den grondgebruiker uitdrukkelijk erkend werd. Een algemeene bepaling voor het gansche land volgde bij de staatsregeling van 1798, waarvan art. 25 voorschreef: 4 * A. Y A

„Alle Regten of Verpligtingen, hoe ook genoemd, uit het Leenstelsel of Leenregt afkomstig, worden, met alle gevolgen van dien, als strijdig met der Burgeren gelijkheid en vrijheid, voor altijd vervallen verklaard .

In art. 27 werd daaraan toegevoegd:

„Alle burgers hebben, ten allen tijde, het regt, om met uitsluiting van anderen, op hunnen eigen of gebruikten grond te Jagen, te Vogelen en te Visschen.”

Was in alle Drentsche reglementen van vóór 1795 sprake van „Ridderschap en Eigenerfden”, of van „Drost en Gedeputeerde Staaten”, die „doen te weeten, dat ", bij het „Ordre en Reglement op de jagt” van 16 Augustus 1806, doet het „Bestuur van het Landschap Drenthe”, weten, dat bij artikel 34 van het Algemeen Reglement voor de Departementale Besturen, „aan ons is opgedragen, de beschikking en toevoorzigt over de Jagt”.