vondsten tot dezen vorm behooren. Voorts verdient nog opmerking, dat verscheidene van de beschreven fragmenten volkomen zwartgebrand zijn. Mogelijk hebben wij hier met vaatwerk te doen, dat een doode op den brandstapel is meegegeven of, wat waarschijnlijker is, bij den brand van een nederzetting zijn tegenwoordig uiterlijk heeft gekregen. Bij één Drentsch fragment werd geconstateerd, dat het tot een amulet was bijgeslepen. Dit bijwerken van een sigillatascherf tot een amulet, spinklosje of speelsclujfje was bij de terpbewoners vrij gebruikelijk.

Uit het bovenstaande wordt dus wel duidelijk, dat Drente in den Romeinschen tijd buiten de hoofdverkeerswegen lag en, vergeleken met Groningen en Friesland, aanzienlijk minder welvarend was. Van geregelde hatidelsbetrekkingen tusschen Drente en het Romeinsche Imperium, zooals wij die voor Friesland en Groningen kennen, is geen sprake geweest.

Ook de sigillatavondsten bevestigen dus geheel en al het achteropkomen van Drente in den Romeinschen tijd, of beter gezegd: het op het oude praehistorische niveau blijven staan, naast de snel opkomende kleistreken.