invloed stonden, althans te Nijmegen I Opgemerkt dient nog te worden, dat de door Holwerda ter verklaring en rechtvaardiging van deze „cultuuronzuiverheid” der Bataven aangevoerde vergelijking met de toestanden in Friesland een volkomen verteekend beeld geeft, om de eenvoudige reden, dat hier een vroeg-eerste-eeuwsche en een laat-tweede-eeuwsche import naast elkaar worden geplaatst *). Zooals wij reeds hebben uiteengezet, kan men geen regelmatige handelsbetrekkingen tusschen het Imperium Romanum en de bewoners van het terpengebied waarnemen vóór ± 150 na Chr. • Overigens schijnt het ons toe, dat over het zoogenaamde Oppidum Batavorum het laatste woord nog niet is gezegd, en dat van een voortgezet onderzoek nog verhelderende gegevens verwacht kunnen worden 1

Over de verdere vondsten van Romeinsch aardewerk in inheemsche nederzettingen in ons land kunnen wij kort zijn. In Limburg, waar de uitgebreide Romeinsche kolonisatie in het laatste kwartaal van de eerste eeuw een aanvang neemt, vertoonen de vondsten uit het Germaansche Oppidum bij Stein hetzelfde beeld *). In Brabant en Zeeland stammen, voor zoover wij hebben kunnen nagaan, alle uit inheemsche nederzettingen afkomstige vondsten evenzoo pas uit de tweede eeuw.

En wanneer wij dan tenslotte tot onze schaapkens terugkeeren en den blik wenden naar de schrale zandgronden in het Oosten van ons land, waar meer dan een derde van de praehistorie van Nederland zich heeft afgespeeid, dan komen wij tot de conclusie, dat dit gebied voor den Romeinschen koopman wel van uitzonderlijk geringe beteekenis moet geweest zijn. Uit Twente zijn slechts enkele stukken bekend “), met het relatief zoo veel intenser geëxploreerde Drente is het niet veel beter gesteld. Aan de Drentsche vondsten van Romeinsche afkomst heeft Prof. Dr A. W. Byvanck een aparte samenvatting gewijd ‘). Zijn conclusies worden door de hiernavolgende beschrijving van alle in Drente gevonden terra sigillata volkomen bevestigd. Tot dusverre zijn slechts vier vindplaatsen bekend, namelijk: 1 Rhee, Gem. Vries; 2 Peeloo, Gem. Assen; 3 Eext, Gem. Anloo; 4 Drouwen, Gem. Borger.

1) Holwerda, J. H.: 0.M.R.0. Leiden, N.R. 1,1920, p. XIV; cf. ook XXIV, 1943, p. 56-57.

*) Beckers, H. J.: 0.M.R.0. Leiden, N.R. IX, 1928, p. 20-47.

Kuile, G. J. ter: Een stukje Roraeinsch vaatwerk in Twenthe. Versl. en Meded. van de Ver. tot Beoef. van Overijss. Regt en Gesch., sBe stuk, 1942, p. 179-181.

*) Byvanck, A. W.; Notes Batavo-Romaines. IV. Antiquités romaines trouvées dans la proTincs de Drente. Mnemosyne, 3e serie, V, 1937, p. 76-80. Cf. voorts van denzelfden schrijver „Nederland in den Romeinschen tijd” 11, 1943, p. 435-447.