hetgeen bekend is uit de Betuwsche woerden, met name te Zetten en de Bataafsche nederzettingen in de Hollandsche duinen, zooals te Ockenburgh en Naaldwijk nemen wij hetzelfde verschijnsel waar. Op weinige uitzonderingen na‘), dateert ook alle hier opgegraven Romeinsche import uit de tweede helft van de tweede en de eerste helft van de derde eeuw. Het eenige verschil bestaat djiarin, dat terra nigra, „gevernist”, gladwandig en ruwwandig Romeinsch aardewerk hier geheel en al de overhand htbbsn op de terra sigillata, welke laatste categorie slechts zwak gerepresenteerd wordt. Geheel apart van de genoemde Bataafsche nederzettingen in de Betuwe en in het Hollandsch duinland staan de vondsten uit de nederzetting op den Kopschen Hof bij Nijmegen, door Holwerda indertijd onderzocht, en door hem geïdentificeerd met het in het jaar 70 door Civilis verbrande Oppidum Batavorum. De bouwwijze van dezen burcht kan inderdaad niet anders dan als inheemsch worden opgevat. Merkwaardigerwijze wordt het rijke vondstmateriaal voor een zeer aanzienlijk percentage gevormd door Romeinschen import. Hieronder komt veelvuldig voor de Arretijnsche en vroeg-Zuidgallische terra sigillata, nog nooit in deze streken in een inheemsch milieu geconstateerd I Het inheemsche element wordt vertegenwoordigd door de ruwe, uit de hand gevormde ceramiek. Begrijpelijkerwijze is tegen deze interpretatie van Holwerda critiek uitgeoefend, wel in de eerste plaats van den kant van Mr Boeles . Zoo heeft men wel verondersteld, dat wij op het Kopsche Plateau te doen zouden hebben met één van de 50 door Drusus gebouwde castella, met een grootendeels doch niet geheel! uit hulptroepen gevormde bezetting. Wij zouden hier nog willen wijzen op de graffiti, reeds voorkomende op de vroeg-eerste-eeuwsche stukken Arretijnsche terra sigillata. Deze geven uitsluitend zuiver Romeinsche namen te lezen, zooals o.a. CLARI (2 x), LICNV[, FIRMI.IIST, ALBA e.a. «). Tenzij men geneigd is aan te nemen, dat de Bataven op den Kopschen Hof alleen tweede-handsch aardewerk van de Romeinen plachten te koopen waaruit dus de graffiti verklaard kunnen worden zou deze omstandigheid ervoor moeten pleiten, dat de Bataven reeds direct na hun eerste contact met de Romeinen, omstreeks het begin van onze jaartelling, de schrijfkunst machtig waren, Latijn spraken, Romeinsche namen hadden aangenomen en al geheel onder Romeinschen import-

1) Braat, W. C.: 0.M.R.0. Leiden, N.R. XVIII, 1937. P- 34 Cl. voor de Woerd te Ressen: Evelein, M. A. en A. E. van Giffen, Terpenverslagen ii en iz, 1928, p. 21-24.

*) Holwerda, J. H.: 0.M.R.0. Leiden, N.R. X!X, 1938, p. S4-SS-

3) Holwerda, J. H.: 0.M.R.0. Leiden, N.R. XVII, 1936. p. 37.

4) Bra a t, W. C.: t.a.p., afb. ii: 7, 20 en 21.

5) Boeles, 1.c., p. 62-63 en p. 78-79. _ . ... .. ~ i Tit_i 1- n M T? r>

•) Breuer, J.: Les objets antiques découverts i. Übbergen prés Nimègue. 0.M.R.0, Leiden, N.R. XII, 1931, p. 112-113.