sigillata ander Romeinsch aardewerk komt veel minder veelvuldig voor *) —• naar de inheemsche bevolking van het vrije Germanië dateert pas uit de tweede eeuw, den tijd, toen de fabricatiecentra gelegen waren in Oost-Gallië, dus dicht bij het Germaansche afzetgebied. De sterk verminderde afstanden tusschen fabriek en afnemer, alsook de massaproductie van dien tijd maakten het product minder kostbaar en stelden de relatief arme inheemsche bevolking nu ookin de gelegenheid om zich de zoozeer begeerde en gewilde sigillata aan te schaffen. Pas uit deze periode stammen dan ook de betrekkelijk weinige, op de draaischijf vervaardigde stukken Romeinsche ceramiek, die zoo nu en dan tusschen de ongelooflijke massa’s inheemsch, uit de hand gevormd aardewerk opduiken.
Over de nu reeds meer dan 1000 scherven omvattende collectie uit de Friesche terpen, bewaard in het Friesch Museiun te Leeuwarden, heeft Mr P. C. J. A. Boeles meermalen een overzicht gegeven *). Onder de uit de terpen van Friesland aan het licht gekomen Romeinsche ceramiek bevindt zich een klein aantal stukken, gevonden te Winsum, dat in den schen tijd in Italië (Arretium) vervaardigd moet zijn. Deze kan men evenwel niet beschouwen als importwaar voor de inheemsche bevolking *), doch zijn op te vatten als concrete getuigen van de aanwezigheid van Romeinsche troepen in Friesland. Het ligt voor de hand om hierbij te denken aan de militaire expeditie van Germanicus naar den Eemsmond in het jaar 16 na Chr.; de scherven moeten in elk geval in den bodem geraakt zijn in den tijd tusschen deze onderneming en den opstand tegen Olenmus in 28 na Chr. Wellicht moet men te Winsum een van de door Tacitus genoemde wachtposten praesidia zoeken *). Voorts kunnen enkele scherven in verband gebracht worden met den tocht van Gn. Domitius Corbulo tegen de Cauchen in 47 na Chr. De groote massa der vondsten dateert echter uit de periode tusschen ± 150 en 250 na Chr. en spreekt voor een regelmatige aanvoer in dien tijd. Een hervatting hiervan na den val van den Limes en den daaropvolgenden tijd van verwarring wordt bewezen door een klein aantal voorbeelden van de vierde-eeuwsche sigillata-achtige waar met rolstempelversiering uit de Argonnen. Op verscheidene hiervan is de versiering aange-
1) Cf. Boeles, P. C.J. A.: Friesland tot de elfde eeuw, 1927, p. 104. In Friesland zijn de meer gewone Romeinsche aardewerksoorten, zcoals terra nigra, gladwandig,ruwwandig en „gevernist” aardewerk, slechts sporadisch aangetroffen.
Cf. Boeles, P. C. J. A.: Friesische Keramik und Terra Sigillata aus den Niedetlandischen Terpen, Röm.-germ. Korrespondenzblatt IV, 1911, no 4, p. 60-64; Friesland in den Romeinschen tijd 11. De vondsten uit de terp ~Groot Tolsum”. De invoer van terra sigillata in Friesland. De Vrije Fries XXV, 1917, p. 102-124; Friesland tot de elfde eeuw, 1927, p. 99-104.
®) Cl. Boeles, l.c. 1927, p. 6s.
*) Tacitus, Annales, Lib. I, cap. 38; Boeles, Friesland tot de elfde eeuw, 1927, p. 51 en 66.