merken voor het ras zouden kunnen worden gebruikt, zelden Toor. De kleine lichaamslengte bij de volwassenen verdient vermelding; ook de jeugdige personen zijn klein Tweemaal werd een sterk geprononceerde arcus superciliaris gevonden. Dit is bij dit materiaal geen regel. De jukboog is teer; de kin is goed ontwikkeld; de beenderen van de extremiteiten zijn slank, zoodat de breedte van het distale humeruseind opvallend groot lijkt.

SAMENVATTING

De crematies uit 70 kringgrepbijzettingen werden onderzocht. Elk graf bevatte de overblijfselen van 1 individu, met uitzondering van drie twijfelachtige gevallen. Geconstateerd werden de overblijfselen van 37 volwassenen en van 33 jongeren. In 52 gevallen was de leeftijd te schatten, variëerend van O—6o j.; 50% was jonger dan 20 j., 25% ouder dan 40 j. In 47 gevallen kon de lengte worden vastgesteld; zij was gemiddeld 158 cm. Ook de kinderen waren klein. In 12 gevallen werden kenmerken betreffende het geslacht gevonden, welke, zij het dan ook met weinig zekerheid, tot de bepaling van het geslacht deden besluiten. Een groepeering volgens den leeftijd was in dit kringgrepumenveld niet mogelijk.

•) Vergel. B. K. S. Dijkstra: „Mannus” 1938, p. SS9 en 1941, p. 371. Zie ook A. E. van Giffen: Opgravingen in Drente, p. 513, 540 in „Drente”, handboek onder redactie van J. Poortman.