De verbeening van de schedelnaden begint volgens het schema van Oppenheim ’) met de pars obelica suturae saggitalis. Bij no 9 werd deze verbeening aangetroffen, waarop tot een leeftijd van minstens 20—30 j. besloten moet worden. Bovendien was bij dit individu een beginnende ver* beening aan den binnenkant van de pars lambdica en van de pars verticis vaa dezelfde naad waar te nemen. Op grond hiervan moet de leeftijd worden verhoogd tot 30 è 40 j.

Na het 40e jaar volgt de sluiting van de sutura lambdoidea, pars lambdoidea. Dit werd aangetroffen bij de nummers 89 (afb. 32),31 en 37. In het laatste geval bevestigde het onderzoek van de tanden deze uitkomst; het gebit deed tot een leeftijd van 50 j. besluiten.

Het aanwezig zijn van een fissura speno occipitalis duidt er op, dat het individu jonger is dan 18—20 j. Bij no 90 is dit niet het geval; bij no 4 wèl (afb. 33).

Er waren meer dergelijke voorbeelden te vermelden, maar de genoemde mogen voldoende zijn. Zij dragen in speciale gevallen bij tot de bepaling van de minimum leeftijd, ook wanneer individueele verschillen aan de waarde van dergelijke waarnemingen afbreuk doen.

Als een belangrijk middel tot een juiste leeftijdsbepaling moet het onderzoek van de tanden worden genoemd. De leeftijdsbepaling berust in principe op de verhouding van de hoeveelheid pulpa tot de wanddikte van de tanden en kan in perioden van ongeveer 10 jaren worden afgerond. Bovendien speelt het verschil in vorm van de elementen van het melkgebit, alsmede de grootte van het foramen apicale bij de bepaling van de leeftijd een rol. Door de verbranding zijn de molaren meestal gebroken, zoodat men slechts de wortels aantreft. Het is dan vaak moeilijk uit te maken of men met de resten van het melkgebit of van het blijvend gebit te doen heeft, hetgeen een leeftijdsverschil van 30 j. kan beteekenen. Op grond van andere kenmerken is de twijfel vaak op te heffen, zoodat het tandoverblijfsel dan toch nog tot een nauwkeuriger bepaling kan bijdragen. Op grond van het onderzoek van deze verschillende ouderdomskenmerken komen we tot het volgende overzicht:

Van 37 volwassenen was de leeftijd in 11 gevallen niet te bepalen, 4 X was deze 20—30 j; 3 x 30—40 j; 8 x 40—50 j; 9 X 50—60 j; 2 x boven 60 j.

Van 33 kinderen was de leeftijd: in 7 gevallen niet vast te stellen; 4 X was deze o—s j; 9 X s—lo5—10 j; 6 X 10—15 j; 7 x 15—20 j.

Het groote aantal kinderen is opvallend; bijna de helft van de personen was beneden de 20 j. Ook het groote getal van menschen boven 40 j. valt op; minstens 50% van de volwassenen behoort tot deze leeftijdsgroep.

Dr R. Martin: Lehrbuch der Anthropologie, Deel I, pag. 627