BIJLAGE II

De skeletresten uit het kringgrepumenveld van Gasteren, Gem. Anloo

(Afb. 30—36)

door J. Leulscher

Door den directeur van het Biologisch-Archaeologisch Instituut der Rijks-Universiteit te Groninger, prof. drA. E. van Giffen, werden aan het Anatomisch-Embryologisch Laboratorium de overblijfselen van verbrande lijken, z.g. crematies, die in het kringgrepumenveld van Gasteren (Gem. Anloo, Provincie Drente) werden opgegraven, voor onderzoek toegezonden.

Het gaat om gedeelten van verbrande menschelijke beenderen, die onder invloed van de verbranding niet van vorm en grootte veranderd zijn. Er zijn in totaal 70 crematies onderzocht, welke voor het grootste gedeelte in urnen bewaard waren. Hun ouderdom wordt op ong. 2000—3000 jaar geschat.

Er werd getracht zooveel mogelijk gegevens te verzamelen, welke geschikt zouden zijn Uitsluitsel te geven over de grootte, den leeftijd en het geslacht, gegevens, die de vraag zouden kunnen beantwoorden hoeveel personen tegelijk waren begraven. Een reeks moderne skeletten stond ter beschikking ten einde e«n vergelijking te kunnen maken. Voor het bepalen van den leeftijd zijn behalve de grootte, de aard van de overblijfselen der beenderen hard of kalkachtig bovendien het eventueel voorkomen van een vrije epiphyse, naadvergroeiingen en vooral de toestand van de tandresten van belang. In bijzondere gevallen kan het onderzoek van bekkenfragmenten bijdragen tot het bepalen van het geslacht. Verscheidene gelijksoortige skeletoverblijfselen, evenals de aanwezigheid van menschelijke resten van verschillenden leeftijd, getuigen van het bijeenbrengen van overblijfselen van meer dan één individu in één graf.

Voor de gebruikte wijze van onderzoek worde verwezen naar een door den heer B. K. S. Dijkstra in het tijdschrift ~Mannus”, Dl 30.4.1938, p.p. 546, en „Mannus” Dl 33, 1941, p.p. 364, gepubliceerde methode betreffende twee collecties beenderen, welke reeds vroeger in het Anatomisch Laboratorium werden bewerkt en die afkomstig waren van de kringgrepurnenvelden te Sleen en te Vledder. Daarbij is ook ingegaan op bijzonderheden, die betrekking hebben op de conserveerende werking, welke de verbranding op beenderen uitoefent, evenals op de geringe verandering van vorm en lengte der beenderen onder invloed van de hitte (D ij kst ra, 1938, p. 549).