BIJLAGE I

PoUenanalytisch onderzoek van de begraafplaats te Gasteren, Oem. Antoo

(Afb. 29a)

door H. Tj. Waterbolk

Materiaal

Tijdens twee bezoeken in September 1946 aan het voormalige opgravingsterrein bij Gasteren werden van de heuvels 28, 37, 41, 42 en 44, die door de recente ontginning gespaard waren gebleven, enkele volgens de opgravingskaarten nog aanwezige profielen opgegraven voor het nemen van monsters voor stuifmeelanalyse.

Van de heuvels 28, 37 en 44 werden alleen monsters van de heuvelzool genomen; van heuvel 41 ook van een plag in het heuvellichaam. De tweeperiodenheuvel 42, waarin twee kringgreppen te onderscheiden waren, werd zeer nauwkeurig bemonsterd.

Het onderzoek geschiedde in September 1946 op initiatief van Professor A. E. van Giffen, volgens de KO H – methode, na decanteren van de eerst met loog overgoten, steeds zandige monsters. Voor zover niet anders vermeld, werden 150 boompollen geteld.

Analyse (Afb. 29a)

Heuvel 44

Deze uit de steentijd daterende heuvel was opgebouwd uit geel zand op een niet-gepodsoleerde ondergrond. Het stuifmeel was in het zeer weinig humeuze zoolmonster sterk gecorrodeerd en moeilijk herkenbaar. Er werden 80 boompollen geteld. Het spectrum is duidelijk Atlantisch: Fagus en Carpinus ontbreken, Ericaceeën zijn slechts in een gering percentage aanwezig.

Heuvel 37

Geheel verschillend van het vorige spectrum is dat van deze, uit den bronstijd daterende heuvel no. 37 Fagus en Carpinus zijn beide aanwezig, het percentage Ericaceeën bedraagt 260.

Heuvel 28

Het spectrum van het oude oppervlak onder heuvel no 28, een brandheuvel, is weinig verschillend van het vorige. Fagus is toegenomen tot 6%, Quercus en Corylus zijn afgenomen. Het percentage heidestuifmeel is nog weer hoger, nl. 345%.