(rand ontbreekt). Hals toegespitst, scherp afgezet. Buik afgeknotomgekeerd-eivormig, met drie groeflijnen tegen den halsbasis en één groeflijn om de buikwelving. Vgl. Kamper eschje Weerdinge, Bauart 1930, Abb. 21, No 1.

Inbond als No 16 (-52), doch slechts sporen van beenderen.

Gev. vak E-6, niet in kringgrep; diepte 14.20 + N.A.P.

11b Bijpo t i e s

lila Met Kalenderbergversiering

IVb Kartelrandig

92 (1939/Vll 6a) (Afb. 19 (D), 27 : 6a) Gebroken en onvolledig, doch gerestaureerd, versierd, dubbelconisch, éénoorig, testvormig bijpotje. Het kartelrandige, iets toegespitste bovendeel en het oor versierd met verticale, met nagels opgedrukte ribben: Kalenderbergversiering. Aardewerk lichtgeel-grijs, gesaust.

Gev. in No 42 (-06). Zie ook No 42a (-6a). Vgl. v. Giffen: Vledder, Mannus 1938, Abb. 24, No 64; Wilreit, Bouwst. v. d. Brab. Oergesch. 1937, Afb. 29, No 36a.

Illb Voetbekertjes

93 (1939/Vll 13a) (Afb. 19 (D), 26 : 13a) Bovenstuk ongelijk-Zandloopervormig voetbekertje met effen rand. Aardewerk bruin, gesaust. Late umenveldentijd. Vgl. Tackenberg, 1934, Taf. 27, No 19 en 26; V. Giffen: Vledder, Mannus 1938, Abb. 24, No 140; Balloderveld, N. Dr. V. 1935, p. 25, Afb. 9, No 18a; Helsloot, N. Dr. V. 1941, p. 21, Afb. 20, No 3 (bijpotje in urn van Jastorf-Nienburger type).

b. METALEN VOORWERPEN

94 (1939/Vll 45d) (Afb. 15(A): 45d) Bronzen, tweesnijdend scheermesje met eigenaardigen niet doorbroken, platten steel. Zie No 27d (-45d); hier ook litteratuur.

Gev. als No 27 (45e), doch diepte 14.18 + N.A.P.

95 (1939/Vll 45c) (Afb. 15 (A): 45c) Bronzen baardtangetje met spatelvormige uiteinden. Zie No 27c (-45c) ; als voren.

96 (1939/Vll 74) (Afb. 19 (D): 74) Bronzen baardtangetje als No 95 (-45c). Jongere bronstijd. Hallstattperiode.

Gev. vak E-5, diepte 14.45 + N.A.P., met No 121 (-74a).

97 (1939/Vll 54b) (Afb. 15(8),25 : 54b) Bronzen naald met convex-