Urnenveld (Losse vondsten)

10 (1939/VII 62) (Afb. 20 (D) : 62) Maalsteer, liggea, Graniet.

Gev. vak E-5, naast krirggrep; d<‘epte 14.70 + N.A.P.

11 103) (Afb. 15 (B) : 103) Bolle steen met min of meer plat steunvlak, aan de ééne zijde gezichtvormig bijgeslepen, herinnerend aan de figuursteenen der Frarsche megalithicons, spec. uit de kunstmatige grotten der Mame-districten i).

Gev. vak D-3, Dinnen rechthoekige kringgrep, type 24, tusschen deze en de palissade.

12 (1939/VII 114 c) (Afb. 17 (G) :c) Centraal doorboorde, ringvormige kraal var blauwgroen glas.

Gev. als No 1 (-114).

18 (1939/VII 114 1 (Afb. 17 (G): 1) Fraaie, platte, vierkante, centraal doorboorde kraal van barnsteen.

Gev. als No 1 (-114).

14 (1939/VII 114d) (Afb. 17 (G) :d) Fragment van op doorsnede rolronden halsring.

Gev. als No 1 (-114)

URNENVELD

a. AARDEWERK

Ia Gesauste, effenrandige vormen

Ila Dun- en dikwandige proto-urnenveldentypen lila Zuivere en verbasterde amphoorvormen

15 (1939/VII 66) (Afb. 15 (B), 25 : 66) Beschadigde, doch gerestaureerde, vieroorige amphoorvorm. Ooren halfringvormig, staande, op den schouder. Aardewerk bruingrijs, gesaust, mat glanzend. Grondmassa: leem met fijn steengruis. Verbasterde diepsteekceramische amphoor, Havelte-Veluwe-Börtewitscher stijl ■*). Vermoedelijk oudere bronstijd.

Inhoud: gecalcineerde menschenbïenderen (zeer weinig).

Gev. op crematie (No -66a; diepte 13.95 + N.A.P,), vak D-3, diepte 14.20 + N.A.P.

Déchelette, J.; Man. d’arch. I, 1924, X, p.p. 583. spec. fig. 225 en litteratuur.

*) Vgl. I. Gev. in de Wolfsbergen tusschen Emmen en Weerdinge, Gem. Emmen. ; vgl. Tackenberg, K.: Die Kult. d. Fiüh. Eisenz. 1934, p. 6-7 in Schuchhardt, C.; Die Umenfriedhöfe in Niedersachsen I, 3, 4. 9v «r_i ...

*) Vgl. V. G i ffe n, A. E.: De hunebedden enz., Dl. 11, 1927, p.p. 414 en litteratuur.

7