Het is niet onmogelijk, dat vier van de vijf paalgaten in het Z. middengedeelte der necropool de overblijfselen van een dergelijken houtbouw voorstellen (br. 1.00; 1. 1.50 m). Aan den anderen kant mag hierbij ook gedacht worden aan een onvolledige groep van zes paalgaten (Afb. 20, vak E/14 – 5/15).

Overigens werden nog op verschillende plaatsen paalkuilen aangetroffen, hetzij afzonderlijk, hetzij in rijenverband. Als voorbeeld van het laatste noem ik in de eerste plaats de rij van zeven palen (1. rij 11.50, d. gaten 0.15-0.20 m), die blijkbaar verband houdt met de eerstgenoemde paalgroep. Zij is althans gelijkehjk gericht als de langste zijde daarvan (Afb. 13 en 22, vakken C/15-8/15).

Voorts wijs ik op een rijtje van drie paalgaten (1. rij 2.70, d. gaten 0.29 m), dat gelijkelijk gericht is als de beide evenwijdige zijden van de U-vormige kringgreppel onder het Z.O. kwadrant van brandheuvel 38, in de N. helft van het middengedeelte van het grafveld (afb. 28, tumulus 38). Tenslotte vestig ik nog, om hiermede te volstaan, de aandacht op een rijtje van vijf paalgaten (1. 2.30; d. 0.10-0.12 m) onder het Z.W. kwadrant van brandheuvel 41 (Afb. 13 en 16, boven). Het verloopt evenwijdig aan de reeds behandelde houtbouwbijzettingen Nos 51-53, naast en onder den juist genoemden tumulus 41. Merkwaardigerwijze is dit rijtje ongeveer gericht op een crematie en de urnbijzetting No 56, N.O. daarvan. Dat deze paalrijen, en wij kunnen er aan toevoegen ook enkele op zichzelf staande palen, eenige rituëele of commemoratieve beteekenis gehad hebben, vergelijkbaar met die der ~alignements” resp. ~menhirs indicateur” of andere grafstele’s, is wel mijn overtuiging. Hoe dit echter ook zij, in ieder geval behooren zij, zoowel stratigrafisch als structureel, tot het kringgrepurnenveld.

111. De brandheuvels

Behalve de reeds boven gememoreerde, in het algemeen van omgekeerd gelegde heideplaggen of vuil zand, over de resten van een brandstapel opgetaste tumuli, waren er nog een dertigtal soortgelijke brandheuvels aan den zuidkant van het zoo juist besproken kringgrepurnenveld (Afb. 10 : 1-31). Verder naar het Oosten waren reeds meerdere aan de voortgaande ontginning ten offer gevallen.

De hier, meer of minder in het voorbijgaan behandelde, of alleen maar genoemde, in totaal 22 tumuli (Afb. 10 en 13: Nos 20-22, 32-36 en 38-42; en Afb. 4-8, 14; Afb. 16, 18, 20 ,22 en 23) vormden, voorzoover zij in contact met kringgreppelbijzettingen voorkwamen, de dakheuvels daarvan. Zij zijn dus jonger dan deze. Variëerend in hoogte van 0.60-1.25 m, wisselde hun doorsnede tusschen 8 en 13 m. Gemiddeld waren de hoogten en doorsneden achtereenvolgens 0.90 en 11.50 m. Dikwijls bevonden zich één of meerdere, maximaal