der zaadindruksels te Vledder en Gasteren aanmerkelijk. Bleek nl. destijds dat in het umenmateriaal te Vledder geen tarwe voorkwam, doch, naast gerst, in hoofdzaak gierst, te Gasteren blijkt juist tarwe het rijkelijkst vertegeriwoordigd, terwijl gerst ontbreekt en gierst pas in de tweede plaats komt»).

Men kan nu aan twee dingen denken: 1° aan de verwantschap van het vroege Gasterensche urnenmateriaal en het hunebeddenvaatwerk, waarin H e 1 b a e k destijds drie soorten tarwe, doch geen gerst en gierst constateerde; 2° aan een milieu-factor, die den graanbouw te Gasteren en Vledder verschillend beïnvloedde. Dat die mogelijkheid inderdaad bestaat, heeft de stuifmeelanalyse bewezen.

Wat men nu hiervan ook denken moge, het blijft van beteekenis, dat er te Gasteren een tamelijk homogeen groepje urnen in het oudste gedeelte van het grafveld is gevonden, dat tot nu toe in andere, vergeUjkbare begraafplaatsen (nog) niet als zoodanig werd vastgesteld, terwijl het voorts eenerzijds overeenkomt met het jongste hunebeddenaardewerk, anderzijds met de door Schwantes aan den ouderen en midden-bronstijd. Per. 111-IV, toegeschreven ceramiek. Het is deze vaatwerkgroep, die naar mij voorkomt een eerste organische verbinding vormt tusschen de hunebedden en de knnggrepumenvelden.

4. Houtbouwsels in vierhoek- en rijenverband, zoomede op zichzelf staande palen

Overblijfselen van onmiskenbare houtbouwsels met palen in vierhoekverband zonder bijzetting, zooals wij die bij vroegere opgravingen leerden kennen, voor het eerst bij een grafheuvel te Ernst op de Veluwe, doch later in verschillende grafvelden, ik noem de kringgrepurnenvelden te Laudermarke, Wapse, en Vledder, het rijengrafveld te Looveen *) kwamen te Cateren slechts eenmaal voor. Deze, eenigszins van een vierkant afwijkende, groepeering (br. 1.85,1. 2.10 m) bevond zich in het Z. gedeelte van het urnenveld (Afb. 22, vakken C/15-8/10). Ook hier werd binnen de paalgaten (d. 0.20 m) geen enkel spoor van een bijzetting aangetroffen. De richting van de langste zijde was vrijwel Z.W.-N.O.

1) N B Ook Prof. Dr F. Neto 1 i 12 k y van Cernauti (of Czernowitz), die in 1934 daartoe door mij werd aangezocht, vond, naast gerst, vooral gierst in de ingewanden van de veenlijken, aanwezig in het Asser Museum. Zie Netoli t z k y, Fr., peiseres ® Moorleiche. Forsch. u. Fortschritte, XII, 1936. no 22, p. 269-270. Z.e ook N. Dr. Volksalm. 1940, p. 198, voetnoot i en 2, zoomede van Glff e n A. E.: «) Opgrav. 1943. P- 4S 6) Grafh. te Zwaagdijk, Gem. Wervershcof, N.H. Westfriesland’s Oud en Nieuw, uitg. Gen. ~Oud-Westfriesland” XVII, i944i P«P* «V , AT*. « « e-yn Afh CO

2) Van Giffen, A. E.: Opgrav. 1943, P-P-529, Afb. 59.