Boven is gebleken, dat in het N. gedeelte, bij contact tusschen paalbouw- en brandheuvels, de eerste het oudst waren. In het meer Z. gedeelte blijkt, m.m., hetzelfde te gelden ten aanzien van de kringgrepbijzettingen. Deze zijn op haar beurt weer ouder dan de brandheuvels. Dit is ook zelfs het geval, wanneer het, zooals hier, gaat om een vierkanten kringgreppel, een type, dat, zooals reeds herhaaldelijk met argumenten is betoogd, kenmerkend is voor den Romeinsche Keizertijd i). Stratigrafisch zijn de paalbouwheuvels dus de vroegste, de brandheuvels de jongste.

Terloops zij aangestipt, dat de kringgrepbijzettingen gewoonlijk bestaan uit crematies. Deze zijn met of zonder urnen, meer of minder diep in den ondergrond ingelaten, centraal onder het afdekkende heuveltje bijgezet. Slechts in één geval ontmoetten wij twee boomkist-schachtgraven, met daarin de nog juist zichtbare skeletresten van de, op ouderwetsche wijze, in gestrekte houding neergelegde dooden, binnen een onregelmatig-ovale kringgrep, onder brandheuvel No 45 (Afb. 20). Bovendien bevonden zich op de hoeken van het meest centrale schachtgraf vier ronde paalkuilen (d. 0.25-0.45 m) in het bekende rechthoekverband (1. 2.60, br. 1.35 m). Feitelijk behoort dit graf dus in de eerste rubriek van bijzettingen thuis. Overigens kwamen ook hier talrijke, secundair ter aarde bestelde crematies voor.

De zooeven bedoelde stratigrafie wordt bijzonder fraai geillustreerd door het kerndeel van de begraafplaats (Afb. 20, spec. ook de profielen). Immers daarin liggen al de genoemde bijzettingsvormen in de, om het zoo eens te zeggen, stereotype volgorde op en over elkaar: het onderst de genoemde zevende paalbouwheuvel, daarover heen verschillende ronde en ovale kringgreppels, met daarop de vierkante kringgreppelbijzetting, terwijl eindelijk de brandheuvel 36 het dak vormt. Aldus blijkt het, langs stratigrafischen weg, dat de begraafplaats naar het Zuiden jonger wordt. Evenzoo lijkt het, gezien de structureele verarming het meest zuidwaarts (Afb. 22-23), alleszins aannemelijk, dat de verder in die richting gelegen tumuli het jongst van alles zijn. Dit wordt niet alleen bevestigd door den bouw en den aard dier grafheuvels, maar ook daardoor, dat zij nog juist over de zuidelijkste, d.z. dus de klaarblijkelijk jongste kringgreppelbijzettingen, heen schuiven, evenals omgekeerd de N. paalbouwheuvels dit doen onder de oudste, meer N. kringgrepbijzettingen.

Bij de verder nog aan het licht gebrachte, gesloten rechthoekige en de tweemaal voorkomende open, afgerond-rechthoekige kringgreppels of kringgreppel-bijzettingen zullen wij niet verder stilstaan (Afb. 13).

Van Giff e n, A. E.: Opgrav. Drente 1943, p. 518.