De aldus verkregen spectra kenmerken duidelijk een subboreale flora, behalve het jongste monster a, dat, blijkens zijn hoog percentage van beukenstuifmeel, het subatlanticum typeert. Opvallend is de overeenstemming bij b en c, alsmede het geleidelijk terugloopen van het en den hazelaar, daarentegen het oploopen van beuk en heideachtigen. Tusschen het oprichten van de beide subtumuli heeft het milieu floristisch bhjkbaax geen groote verandering ondergaan, deze komt eerst na dat van den dakheuvel. Het monster b verraadt de aanwezigheid van graanbouw in de naaste omgeving, bij het begin van den heuvelaanleg.

heideachtigen 240 253 240 165 141 grassen 9 5 7 10 21 korensoorten ——— 2

iep 2 2 2 linde 1 1 3 berk 12 9 9 7 14 beuk 12 4 3 2 1

Na de gedetailleerde beschrijving van dezen meest N.W. gelegen tweeperioden-paalbouw-heuvel No 42, kunnen wij ons, wat aangaat de vijf eveneens lage tuinbedvormige paalbouwtumuli (Afb. 16), tot enkele hoofdzaken bepalen. Zij verschillen van den beschrevene eigenlijk alleen rnaar in gttte (dagl. en digbr.: 3.10 X 4.30, 3.65 X 4.65, 3.65 X 2.70, 6.35 en 4.35 X 6.70), in aantal palen (3 X2,3X2, 2 X 2 resp. 4 X + en 4 X 2 + 2 ronde of ovale), die ook hier weer paarsgevnjze geplaatst zijn eninbijzettingsvorm(3 X een urn: 51-53 en 2 X 100 en 101). De randgreppels zijn echter vrijwel diep (0.60), terwijl ook de palen (d. 0.15, 0.15 X 0.30, 0-15 X O 18 X 0.26 en 0.17 X 0.30) ongeveer even diep reiken (± 0.60). Bovendie zijn de drie eerste, in eikaars verlengde gemaakte paalbouwheuve op dezelfde wijze met een brandheuvel, No 41, bedekt (Afb. 16 : pro . – ), terwijl van de laatste beide, die, evenwijdig aan de drie eerste, eveneens in eikaars verlengde liggen, de Z.W. met zijn voet den N.0., en stratigrafisch dus ouderen, houtbouwheuvel nog juist overdekte. -„j-r.

Overigens vormt de Z.W. bijzetting, No 51, op dezelfde wijze als indertijd bij Vledder en in de Laudermarke geconstateerd werd, den onmiddeUijken uitbouw van No 521). de

De lengteassen van alle heuveltjes zijn Z.W.-N.O. gericht, ae korte zijden van de paalzettingen der beide Z.O. houtbouw-heuvels hebben aanvankeUjk uit drie palen bestaan. Bij de drie anderen is echter nimmer een middenpaal gevireest. ;„f»rval

Opmerking verdienen nog: 1° een extra-paalgat in het Z.O. imerva der paalgaten van den meest Z. paalbouw-heuvel; 2° een nabijzettmg (No 102,

1) Vergel. I.c. Mannus XXX, 1938, Abb. 16.