waarschijnlijkst, dat de bewuste subtumulus met houtbouw en randgreppel, qua bijzetting en grafgiften, thuis behoort in den midden-bronstijd of in de oudere phase van den jongeren bronstijd, d.w.z. in de Per. 111 of IV (volgens Aberg: 1200-850, zegge omstreeks 1000-850 v. Chr.), op zijn laatst in Per. V (naar Aberg 850-600 v. Chr.).

Over den dakheuvel kunnen wij kort zijn. De 0.60 m hooge, uit omgekeerd gelegde plaggen opgetaste heuvel (top 16.00, zool 15.40 + N.A.P.) bedekte het grafgedeelte zou dit wellicht uiterlijk kenbaar zijn geweest? van den anderen subtumulus. Ook hij bleek aanvankelijk omringd te zijn geweest met een sedert geheel aangevulden hoefijzervormigen randgreppel (dagd. 10.65, br. 0.60, diep 0.80, van 14.80 14.00 -f N.A.P.). Onder den tumulus bevond zich een weinig houtskool, de zeer schaarsche overblijfselen eener crematie. In het Z. kwadrant werd een secundaire bijgezette um van gemengd type aangetroffen (Zie V. 63). Zij vormt voor het geheel een terminus ante quem.

Niet zonder belang is nog het volledig gepodsoleerde oppervlak van den vloerheuvel, de zool van den dakheuvel. Dit bewijst m.i. wel, dat er geruimen tijd tusschen het opwerpen van beide subtumuli is verloopen. Deze onderstelling wordt nog eens in het bijzonder onderstreept door de extra-podsoleering der randgreppel-vulling van den langen primairen grafheuvel, ook onder den secundairen ronden heuvel (Zie Afb. 5-7 en 14, prof. D).

Voor het inzicht in den aard en de veranderingen van de vegetatie in het milieu der beide subtumuli werden op analoge wijze als bij de oudere grafheuvels 44 en 37, een vijftal monsters onderzocht. Zij betroffen (zie Afb. 29a en Bijl. 1):

a. de kringgrepvulling van den dakheuvel;

b. de zool van den dakheuvel (gelijktijdig met het oppervlak van den vloerheuvel);

c. de secundaire (= bovenste) kringgrepvulling van den vloerheuvel (eveneens gelijktijdig met het oppervlak van den vloerheuvel);

i. de primaire (= onderste) kringgrepvulling als voren;

e. de zool van den vloerheuvel.

Het resultaat der analyses, waarbij telkens 150 boomstuifmeelkorrels geteld werden, was in percenten als volgt:

a b c d e els 49 69 76 67 58 hazelaar 45 35 34 40 41 eikenmengbosch 27 13 12 15 21 eik 27 11 11 12 16

a b c d e den 3 5 5 3 haagbeuk 1 1 1 1 wilg 1 3 3 spar 1