derde of zelfs vierde sub-periode van den bronstijd geplaatst worden dan in Per II en 111. Ook de lanspunt uit het brandskeletgraf, m den secundmren subtumulus van den tweeperioden-paalbouwheuvel V te Vledder, meende ik tot Per. IV te mogen rekenen. E. Sprockhoff dateerde het wapen op een nog latere subperiode nl ,1,. „...sies talriik ziin in de

Déchelette zegt uitdrukkelijk, dat deze mesjes rainjit zijn 11. depótvondsten van Per. IV, dat de tweesnijdende vorm vooral in Boven-Itdm verbreid was, en Monte 1 i u s denkt niet anders '). Ook Be 11 z een in Mecklenburg gevonden exemplaar als In het Asser museum bevinden zich twee zeer vergehjkbare typen (1899/XI 24a en 1933/VI 2), doch met doorboorden ruitvormigen steel en afsluitenden ring zS terden achtereenvolgens gevonden in het Bargeroosterveld-) en in een tumulus N.O. van Emmen *), beide in de Gem. Emmen. Zij behoorden tLTs in den bronstijd, en wel – dit is verschillend -- volgens den een in Per. Montelius 11-111, volgens den ander in Per. IV (naar Abe r g . 135 – 1000 resp. 1000-850 v. Chr.). Belangrijk is m.i., dat zij volgens de geraadpleegde litteratuurgegevens niet in de „Urnenfelderkultur , we ec er in de „Hügelgraberkultur” zijn gevonden

Ook het pincet en de andere vondsten behooren tnuis in oeze lue vuurwerpenassociatie (zie V. 27) '>). Interessant is nog, dat twee soortgehjke slijpsteSitjes als de hier gevondene, tezamen met een bootvormig en een Hallstatturntje als wijgeschenken, voorkwamen in een zuiver dubbdconische, voor den jongeren bronstijd kenmerkende, bij borger gevonden urn die eveneens aanwezig is in het Museum te Assen. Ook Tackenb e r g vermeldt dergelijke slijpsteenen in zijn werk over de in mfdden- en West-Hannover, door hem gedateerd op Montelius (750 V. Chr. en later)-). :„.„baarenties is het m.i. het

Hoe dit alles ook zij, ondanks allerlei mconaerenues is nu

11 Déche 1 e 11 e, J.; Manuel etc. 11, ae ed. 1924, PP- 261, spec. P-f 5- Fig. 94, 10, M nfe U u s o• La chronol. préh. de France etc. Congr. intern, d’Anthr. et d arch resp. M o n t el 1 u s, O P p 5 g préh. XII, Paris, igoo, I, P-P- 339, F ' Les prem. Sjes du métal d. bass. de la Meuse (Pér. V). Zie ook i “ -y ,-6 (uit liet grafveld van Weert); 20 Pig g o 11, C. M.: The et de I'Escaut, '894, spec F>. „b. Soc! kll, 1946, P- 121, «g- 6 : 73, latebronzeagerazor of behoort ons exemplaar tot zijn groep 11, die hi,

N.B. Volgens Stuarts’ groepeenng oenuu,,. uuo dateert tusschen7So en 400 (of later). Merklenb.-Schwer., 1914, P- 244,

V) Belt z, R.: Die Vorgesch. Altert. d. Grossh. MecklenD.-acnwer., *9.,, k-Taf. 38, No 31. sub 1460.

3) Museumversl. Assen, 1900, p. 129, suD 1500. J . . a . n Ort Cllh

4) Museumversl. Assen, 1930, P- 20, sub 65. ' T», – i-v:_ /I fnih. Risenzeit. P* 7i Aai. 3»

6) Tacken b e r g, K.: Die Kultur d. fruh. tisenzeit. 1934, P- /.

•) 1.C., p. 6-7, Taf. 2, 1-6.