dekking vind achter berkenstruikjes. Dat lukt en met één hand steunend terwijl de andere het geweer torst kom ik als een kikvorsch nader. Dat valt niet mee. Eindelijk ben ik op veertig meter afstand. Nog steeds verkent het haas de omtrek. Ik durf niet langer wachten, richt mij op en tegelijkertijd gaat het haas op de loopers. Op mijn schot, dat er niet heelemaal naast zat, al haperde er dan wat aan, springt het in de sloot en komt niet weer te voorschijn. ~Nimrod apport”. Als een schaduw vliegt hij mij voorbij, doch tot mijn ontsteltenis komt het haas als Nimrod zoo’n beetje gearriveerd is met een sneltreinvïiart uit de sloot alsof er niets gebeurd is. Ik sta met open mond en mijn tweede schot gaat er schandalig naast. Nu Nimrod de vervolging opneemt merk ik, dat het eerste schot niet geheel mis was; was dat wel zoo, dan zou Nimrod zich niet zoo druk maken. Bij het passeeren van een volgewaaide sloot vliegt het haas over den bol, herstelt zich evenwel en ontwint den hond zienderoogen en verdwijnt in de nabije ruimte, nog steeds door Nimrod gevolgd. Dat wordt een lastig geval.

Toch niet, want nauwelijks ben ik bij het struikgewas aangekomen of daar komt het trouwe beest reeds met het haas aandragen. In z’n blik ligt de vraag opgesloten of hij het goed gedaan heeft. Ja, braaf m’n hond. Zonder jou was het niks geworden. Vlug de noodige jagerseer betoond, waarna het aan de rugzak bengelt. Dat loopt als gesmeerd.

Nu pas merk ik, dat ik tijdens de kruippartij de laarzen vol sneeuw heb gekregen, die danig begint te smelten. Uittrekken kan ik ze hier niet. Dan maar linea recta naar de naaste boerderij, waar ik naar gewoonte toch nog moet zijn om het Oudejaar „uit te winnen”. Heerlijk zit het hier in de ruime keuken, heerlijke temperatuur, laarzen uit en natte kousen, die met alle mogelijke en onmogelijke kunst- en vliegwerk gedroogd worden. Nog even gekeuveld over het bijkans vervlogen jaar en al vrij spoedig zijn de kousen weer droog. Onder wederzijdsche uitwisseling der beste wenschen, verlaat ik dit gezellig dak.

Het is niet meer de moeite waard een tweede tocht in het veld te ondernemen. Ik zal een beetje langs de erven scharrelen: misschien dat ik nog een langoor tegen het lijf loop. Overigens weinig behoefte aan. Hoofdzaak is, dat ik er niet zonder ben. Of ik er nu nog één bijschiet, laat mij vrijwel koud, althans voor zoover m’n jachtgenoot Slim ook succes geboekt heeft. Naar ik hoop, doet hij ook deze middag zijn naam eer aan.

Bij de mergkool zitten een paar duiven. Die smaken niet als ze van groenvoer leven. Tot ziens dus.

Nimrod trekt naar een afzonderlijk staand gemengd boschje en staat na een paar minuten als een paal. Als ik mij er heen geworsteld heb, blijkt het een zich drukkende fazanthen te zijn. Ik roep de hond terug die er weinig