Bezig en boeiend taf’reel:

Dorschvlegelklap op de deel. Kneden voor brood van het meel

Varkens, die knorrend de troggen leegvraten.... Drenthe, ’t was dom van mij jou te verlaten.

Ramm’len en stemmengedruisch. Flensen met water bij ’t huis.

Zwoegende vrouw, blond en struisch. Vee, dat loeiend uit den stal wordt gelaten .... Drenthe, ’k verloor veel door jou te verlaten.

Geur van hooi, rogge en mest. Zwaluwen, vliegend naar ’t nest. Volk naar de kerk op zijn best.

Wegen van zand meest en spaarzame straten.... Drenthe, je sfeer heb ik voor immer verlaten.

Regen en huilende wind.

Sneeuw, die je oogen verblindt. Schuilplaats je binnen dan vindt....

Warm, dat w’ om ’t knappende haardvuur dan zaten! Drenthe, wat dreef mij toch jou te verlaten?

Assen, Tinaarloo, Gieten en Rolde,

Zuidlaarder meer, Roón, Norg, Paterswolde,

Westerbork, Emmer Dennen, Zuidwolde, Dalen, de Diepen, de A’s en de Reest

Esschen bij dorpen, voor d’ oogen een feest, Havelte’s veeiijke, eindlooze maten ....

Drenthe, om klein gewin ging ’k je verlaten.

Hunebed, grafkelders, de Valtherbrug,

Hunze, de Venen, Borger, de Hondsrug,

Weiden zoo sappig en grintgrond zoo stug.

Dwingeloo, Diever, Sleen, M-ppel, De Wijk, Landschap zoo oud, aan natuurschoon zoo tijk.

Wat zeggen mij ’s werelds machtige staten..., Drenthe, nooit bad ik je moeten verlatenl