gehouden, ditmaal te Zwartsluis op 18 Mei 1619, maar ook deze leidt tot niets wegens de obstinate houding van Steenwijk.

Dan loopt ook in Drenthe de maat over en als de Magistraat van Steenwijk, in de personen van burgemeester en secretaris zich op een reis binnen Drenthe begeven, betaalt de oude Landschap de lastige en onvriendelijke buren met gelijke munt; de heeren worden achter slot en grendel gezet op verzoek van den tegen cautie vrijgelaten schultes Struuck. Ondanks bevelen van de Staten Generaal, na eenige maanden uitgevaardigd, blijven zij vooreerst van hun vrijheid beroofd. Drenthe eischt beslissing van het vallaatsgeschil en krijgt dat eindelijk in 1620 gedaan.

In de maand Mei van dat jaar wordt ter vergadering van Drost en Gedeputeerden voorlezing gedaan van de sententie van de Staten Generaal, houdende o.a. „dat de Magistraat van Steenwijk gehouden is op hare kosten het ingeworpen vallaat in de A tusschen Vledder en Wapserveen te doen herstellen in den vorm waarin het geweest is” op straffe van uitvoering door Drenthe op kosten der stad. Ook inzake schultes Struuck krijgt Steenwijk ongelijk.

Het geschil is dan uit: de stad heeft definitief den strijd verloren, maar nog in 1635 wrokt de magistraat na en valt een inwoner lastig, omdat men vermoedt dat hij de Landschap Drenthe diensten in deze zaak heeft bewezen. Claeis Jansen, zoo heet de ongelukkige, wendt zich, omdat hij ~suspect is bij de Magistraat” tot Ridderschap en Eigenerfden van Drenthe met verzoek om hem een verklaring te willen uitreiken, dat hij de Landschap niet geholpen heeft „over zeker gedemolieerd vallaat”. Het verzoek wordt ingewilligd, maar of het uitgegeven stuk goede diensten aan den verzoeker heeft bewezen, vond ik nergens vermeld.

Deze allermerkwaardigste geschiedenis leende zich zeer goed voor opneming in Vledder’s wapen: het anker uit het stadswapen van Steenwijk, overdekt door een traliewerk, zou in beeld hebben gebracht de gevangenschap van burgemeester en secretaris der lastige Overijsselsche vesting in het Drentsche cachot!

Het onderste deel van de linker schildhelft tenslotte, bevat een herinnering aan een zeer groot, door professor dr A. E. van Giffen in 1937 opgegraven ~kringgrepurnenveld” tusschen Vledder en Doldersum. Dit grafveld, het meest uitgestrekte, dat tot op heden in Nederland werd gevonden ,was wetenschappelijk van het allergrootste belang. De met vele teekeningen en foto’s zelfs luchtfoto’s verduidelijkte publicaties van prof. van Giffen over deze vondst, interessant ook vooral omdat de crematieresten osteologisch werden onderzocht, waardoor nieuwe gegevens over den lichaamsbouw der gestorvenen ter beschikking kwamen, trokken de aandacht in geheel Europa