Dit vallaat was door van Westerbeeck, commandant van de vesting Steenwijk nabij de Schipsloot gebouwd in verband met de ontginningsen verveningswerken, waar deze zich in de rustige jaren tijdens het Twaalfjarig Bestand mee bezig hield. De Magistraat van Steenwijk had hem hierover eenige voorwaarden gesteld, doch Westerbeeck, klaarblijkelijk op niet te goeden voet met de civiele autoriteiten van Steenwijk, kwam deze conditiën niet na en daarop werd het werk vanwege de stad Steenwijk vernietigd.

Op het verzoek om opheldering antwoordde de stad, dat de amoveering van het vallaat „enkel strekte tot keering van Westerbeeck’s moedwil”, maar Drost en Gedeputeerden van Drenthe voelden zich hevig gegriefd over het onrechtmatige optreden en schreven met ongewone felheid, of de Magistraat van Steenwijk nu al dan niet van plan was „d’infractie van ’s Landschaps privilegiën behoirlick te repareren, ’t vallaat te herstellen” etc. Steenwijk voelt zich dan ook gegriefd en wel over den toon van de ontvangen missive. De stad verklaart, dat het vallaat niet was gedemolieerd „tot laesie van’s Landschaps hoocheit ofte derselver privilegiën”, maar Drenthe blijft boos, de Gedeputeerden van Echten en Hidding moeten, samen met Secretaris Weynichman over deze zaak naar den Stadhouder! Het is dan 20 Juni 1616.

De Stadhouder wil partijen tot elkaar brengen. Hij stelt voor een conferentie te houden tusschen afgevaardigden der twistenden te Diever. Deze samenkomst vindt plaats op 22 November, maar zonder dat er eenig resultaat wordt bereikt. Reeds 6 December wenden de Landschapsbestuurderen zich dan tot de Staten-Generaal I

Dit college trekt zich de zaak wel aan, doch wil partijen verwijzen naar de Landschap Overijssel. Dit geeft bezwaren van Drentsche zijde: Steenwijk was tenslotte een vesting in Overijssel en eenige beduchtheid voor een niet onpartijdige uitspraak schijnt begrijpelijk.

Intusschen geeft Steenwijk opnieuw aanstoot: uit een vallaat in de A nabij de stad wordt een deur gelicht, waardoor de afvoer van turf uit de Vledder venen van groot belang voor Pran9ois van Westerbeeck onmogelijk wordt gemaakt.

Dan een nieuwe climax: de schultes van Vledder en Havelte,Gerhard Struuck, uiteraard door het Stadsbestuur van Steenwijk aangezien voor den ambtenaar van wien in de hangende geschilpunten telkens de voor de stad bezwarende rapporten moesten komen, wordt tijdens een toevallig verblijf binnen de wallen in arrest gesteld: „opgesloten in het hondengat voor schelmen en dieven” heet het in het relaas, dat van die gebeurtenis tot ons is gekomen.

Het spreekt vanzelf, dat deze krachtdadige wijze van optreden allerminst aan de zaak van Steenwijk ten goede kwam. Wel wordt er weer een conferentie