de afreis de weg Icings zijn huis genomen, daar hij verklaart noodzakelijk eenige orde op zijn zaken te moeten stellen, doch veiligheidshalve wordt de ingenieur Alberdinck belast met de contróle van een en ander.

Wanneer ~de verdere affaires van dien dach ten eijnde sijn gebracht” bekruipt de heeren Bottenius, vader en zoon,den heer Blanche enden jongenheer Beelaerts de lust een kijkje te nemen in het naburige land van Münster. Men heeft vernomen dat er twee uren van de grens in het vlek Rhede toevallig kermis is en dat genoegen laat men zich niet ontgaan!!!

Over het moeras, recht toe, recht aan, rijdt men in Oostelijke richting, maar na een half uur blijkt er van de informatie „dat de weg door langduurige droogte begaenbaer is” niet veel waar te zijn: de wagen zakt plotseling met de paarden in het veld weg. Door snel eruit te springen en de paarden los te snijden, loopt dit avontuur nog goed af. Na uur is men te Rhede, dat net op een Hollandsch dorp gelijkt, gelegen als het is aan de Eems, die hier niet heel breed is. Al rondslenterende raakt men in gezelschap van ~eniche inlantsche Joffren en monnicken van ’t nabij gelegen clooster te Assendorp” en kijkt vol bewondering naar de dragonders van den bisschop van Munster, die „waerlijck brave en welgemonteerde soldaten” worden genoemd. Men amuseert zich kostelijk. Te Bourtange teruggekomen en na ’s nachts uitgerust te zijn van de vermoeienissen, wordt zoowel Magazijn als Vesting aan een nadere inspectie onderworpen. Men acht deze laatste ~sekerlijck considerabel en bijna inaccessibel door de omringende moerasschen”. Doch dan slaat de stemming om; na den genoeglijcken maaltijd brengt een bode de Jobstijding, dat ~de Ontvanger Piccardt door sorgelooshtijt der soldaten, hem in bewaring hebbende, gelegenheijt hadde becomen van te echapperen”, ’t geen de heeren vooral met het oog op de nabije grenzen van Munster en Oost-Friesland „enichsins ontsettede”. Men begrijpt dat de voortvluchtige landsdienaar „qualick te achterhaelen” zal zijn en wendt daarom „alle bedenckelijcke debvoiren” aan, met het succes, dat Piccardt den volgenden dag in zeer kennelijken staat door den bode van den Raedt wordt ingerekend. Men vraagt elkander af ~of hier sorgeloosheijt in het spel is” of dat de schuldige geen vrees voor het verlies van zijn leven heeft en zich liever laat gevangennemen dan op zijn ouden dag als balling te moeten omzwerven. Door andere soldaten begeleid, zendt men hem naar den Haag, met de opdracht aan het escorte ~sooveel mogelijck bij nacht om de minste éclat —te reizen”. Er komen nu van alle kanten steeds meer verhalen over Piccardt’s ~conduite” los. De ontvanger zou zijn contanten en voornaamste meubelen hier en daar onder de vrienden verdeeld hebben om deze te ~diverteren” en daarvoor de predicanten uit de dorpen in den omtrek, die hij jaarlijks moet betalen, gebruikt hebben. Haer.Ed.Mog. laten nu deze heeren ontbieden en „examineren deselve