in dan men verwacht heeft, de silhouet van de toren wordt steeds vager; ook de palen vallen niet langer te onderscheiden. Zoo wordt met het oog op den moerassigen bodem besloten niet verder te gaan „met apparentie van een nacht niet plaisirich te passeeren,”. Dan wil het geluk, dat er even later een wagen in ’t zicht komt. Met beloften en dreigementen wordt de voerman eindelijk zoo ver gebracht dat hij zich bereid verklaart de reizigers tot Beijlen den weg te zullen wijzen. Misschien komt het door de doorstane zenuwinspanning of door de holle maag? Zeker is het dat de indruk van het dorp de Hollandsche heren niet meevalt. Wel vindt men het ~redelijck groot, doch naer de aert deses lants heel vuyl en morsich. Den heelen dach redelijcke exercitie gedaen hebbende (sic!) en niets genutticht, met seer goede appetijt” en dan zelfs een schoone dronk te missen! Het is niet bepaald opwekkend! Men ziet elkander aan en pleegt overleg. ~De overgrote morsichheijt deed ons alles degouteren” ... ~voomamelijck wanneer wij bevonden geen schoon „water te becomen te sijn, behalve putwater, seer drappich sijnde als comende ~uyt moerasschige gronden” schrijft Mr Beelaerts. Bij het krieken van den dag verlaat men, na geslapen te hebben het oord, dat voor de reizigers ~een „spelonck van desperatie” geweest is, en bereikt, weder over een onafzienbare heide, om acht uur Assen. Ook hier is het oordeel niet vleiend, maar even begrijpelijk als dat van den Franschen schrijver Henri Havard na een goed diner over den weg van Assen naar Rolde, dien hij als „Ie qhemin Ie plus pittoresque de toute I’Europe” qualificeert. De stemming is steeds meer gedaald en zoo moeten we de volgende boutade over het Drentsche vlek lezen met een korreltje zout: ~De hoofdstadt deser Provincie is niet onvermaacklijk ~aan een klein bosje gelegen, andersins soude men het in Hollandt maer voor ~een gemeen dorp aengesien hebben.” Er blijkt ~voor de Gecommiteerden ~alleen warm wittebrood te krijgen te zijn” ’t geen wel geweest soude hebben, ~indien ons geen Hollandtsche boter ontbroocken hadde en de lust enighsins „gematicht hadt geweest als men dacht om het aengename water, daer hetselve „mee moest gekneedt zijn; geen andere dranck als inlants bier te becomen „sijnde, gaven hetselve aen de paerden en observeerde in ons regard de loffe„lijckste regels der matichheijf’.Te vergeefs tracht de jongste van het gezelschap in de plaats eenig fruit te koopen. De Heeren Staten zijn kort te voren vergaderd geweest en hebben ~alles geconsumeerd” ~H.Ed. moeten mij „vergeven” heet het verder „dat so goeden patriot of onderdaen van H.Ed. „niet en was of hadt wel gewild dat sij een weijnichje gebreck hadden geleden „en voor ons wat overgelaten. lek was sodanich gestoort, dat haer vergader„plaets niet wilde gaan sien, voornaemelijck na de selve van buijten gesien „te hebben, seer wel geproportioneerd na de schoonheijt van dese provincie”.

Om tien uur wordt de reis voortgezet, verder het Noorden in. Steeds over