zin het volle pond gegeven in de voorrede, die hij meegaf aan de in 1890 onder de titel „Veld- en Heidebloemen” verschenen „Verspreide en deels onuitgegeven rijmen” van Van der Veen. Daarin schrijft hij 0.m.. ~De begaafde letterkundige Jan van der Veen Az. heeft vóór zijn overlijden een aantal zijner gedichten, die meerendeels reeds in de voormalige prachtalmanakken eene plaats hadden gevonden, tot een bundel samengevoegd, die na zijn dood kon worden uitgegeven. Zijne nagelaten betrekkingen hebben zich hiertoe gewend tot de Uitgeversmaatschappij ~Elsevier”, en op aanvrage van deze heeft ondergeteekende zich met de zorg voor de uitgave belast.

Ik meen op goede gronden dezen bundel te mogen aanbevelen in de belangstelling van het publiek. Niet omdat de daarin verzamelde verzen eene hooge vlucht nemen, niet omdat zij vervaardigd zijn in den trant der hedendaagsche mode-poezij,” O, Tachtigers! „maar omdat zij gevloeid zijn uit het hart van een man, die wegens zijne vatbaarheid voor natuurschoon, zijne verdraagzame vroomheid, die zonder leerstellige bekrompenheid zich in liefde tot God en den naaste openbaart, zijne warme vaderlandsliefde en zijne aantrekkelijke beschouwingen van het volksleven aanspraak heeft op de algemeene hoogachting.

Wie op het gebied der poezij eene eenvoudige uitstorting van het gevoel hooger schat dan de vaak gekunstelde nabootsing eener gevoellooze realiteit, zal voorzeker menig gedicht in dezen bundel met genoegen lezen. Zoolang huiselijkheid en eenvoudigheid karaktertrekken zijn van ons volk, zal ook de belangstelling in huiselijke en eenvoudige gedichten niet verdwijnen.”

Curieus is, dat Winkler Prins in de bibliografische opgave thans wèl noemt: „De roovers; een Drentsch verhaal (18c5)”. *)

Keren wij nog even terug tot Van der Veen’s werk zelf; Toen ik ~De Roover, Een Drentsch Verhaal” eenmaal ter hand genomen had, interesseerde mij toch ook wat wel het specifiek-Drentse ervan zou zijn. Jan van der Veen heeft in d_t opzicht bij ons immers een naam te verliezen! Ik noteerde:

Werner (de tragische hoofdpersoon, de „Roover”, p. 4):

,'k Werd uit een oud en rijk geslacht In ’t stil en ned’rig Drenth geboren"

Dus liet zich Werner zuchtend hooren

„En heb mijn jeugd daar doorgebragt Met kinderspel: want toen die jaren

1) Wie hele encyclopaedieën schrijft, ziet niet op zulke kleinigheden!