Maar ’k leef en leefde' ik Byronl zooals gijl De Wareld haat me ik kan de wareld haten-.

Verlaat mij ieder ik kan elk verlaten-. Slechts sta uw geest, o Byronl steeds me op zij.

Voor ons land geldt vooral Nicolaas Beats als gangmaker voor het Byronianisme. Van der Veen erkent dit verband openlijk in het o-zobescheiden gestelde, slechts met ’n V (te H-) ondertekende „Voorberigt”, waarmede hij „aan (zijne) dichtlievende Landgenooten en der bescheidene Critiek (zijn) dichtstuk: de Roover nederig en vrijmoedig (aanbeval): (Ook overigens is de auteur nergens vermeld ).

Gaarne erken ik het, dat het lezen van José en Kuser den lust bij mij opgewekt heeft, om, in mijne uren van uitspanning in den afgeloopen winter, ook iets in dat genre te vervaardigen, doch ik gevoel tevens op verre na niet zoo gelukkig in mijne pogingen geslaagd te zijn, als de jeugdige en gevoelvolle Autheur dier beide stukken.

[José en Kuser zijn twee typisch-Byroniaanse dichterlijke verhalen van Beats, uit rasp. 1834 en 1835.) Hierop geeft Van der Veen dan als zijn doel hoe Beeis-Byroniaans! aan:

. . . een voorbeeld te geven: hoe iemand zelf de braafste mensch, door den drang der omstandigheden geleid, van eene eervolle tot eene eerlooze, ja, misdadige betrekking kan af dalen, zonder zelf evenwel in zijn hart opzettelijk eerloos of misdadig te zijn.

Om ten slotte ook den Meester zelf voor ’t voetlicht te brengen met de slot-tirade:

Ik stel hoogen prijs op al, wat zedelijk is, zoowel in pcëzy als proza, maar ik acht en bemin tevens de Pcë:y o m de Pcê:y, en daar om ben ik een vurig bewonderaar van Byr on s onsterfelijke meesterstukken, cn van alles wat in dien trant de stempel van genie, gevoel en schoonheid draagt.

Jammer voor onzen Van der Veen bemoeide ook de (niet-genodigde!) owbescheidene Critiek zich met zijn „berijmd Drentsch verha&l”: Met name Braga, het nu nog plezierig te lezen, anonieme, litterair-critische „Tijdschrift

Dr Schults vermeldt den auteur ook alleen als anoniem (p. 95 n. -j).