„Als schadelijke dieren kunnen worden genoemd: vossen, fluwijnen, bunsings, hermelijnen, wezels, arenden, drie soorten van valken, (Falco communis, F. subbuteus en F. tinnunalus ?), havikken, sperwers, wouwen, buizerden en torenkraayen”.

We zullen nu achtereenvolgens de voornaamste „schadelijke” dieren in Drente en hun uitroeiing kort behandelen.

a. De vossen. Die waren steeds talrijk in Drente en desondanks kan hetzelfde van de wildstand gezegd worden. In 1814 vroeg de sousprefect, Coenraad Hofstede, aan alle plaatselijke besturen in het gewest om inlevering van vossenooren, waarvan per gemeente 20 moesten worden opgezonden. Coevorden berichtte, dat daar geen of weinig vossen waren “). Alst. Grevelinck schreef in 1840 :,,Onder het schadelijk wild behooren thans vooral de vossen, waarop nog heden geregeld jachten plaats vinden”.

Ook in latere jaren waren de vossen vaak een plaag: Zoo beklaagden in 1873 de boeren van Witten zich in een noodkreet, opgenomen door de Prov. Drentsche Courant van 16 Juli: ~Help ons toch af van de vossen, die onze kippen oppeuzelen”. Een week later berichtte hetzelfde blad: ~Door de politie zijn dit voorjaar in ons gewest 100 jonge vossen onschadelijk gemaakt”.

Reintje heeft zich ondanks felle vervolging dus door de eeuwen heen, steeds kunnen handhaven in ons gewest en na de aanleg van de uitgestrekte Staatsbosschen, in de laatste tien jaren, is zijn domein er aanmerkelijk op vooruitgegaan. Immers, daar houdt hij de kordjnenstand binnen de perken en wordt er daarom beschermd, al is hij niet afkeerig van een kippenboutje, zooals de pluimveehouders in de omgeving van Emmen, Odoorn en Exlo maar al te dikwijls hebben ondervonden. Speciale vossenjachten werden in die omgeving dan ook dikwijls gehouden en tal van vossen lieten er het leven.

Zoo lezen we in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 21 Febr. 1942, ~dat in de laatste maanden in Drente tenminste 200 vossen werden geschoten, uitgegraven of op andere wijze bemachtigd”.

Boven de tapkast van menig Drentsche ~jachtweide” prijkt dan ook, tusschen sierflesschen en -kruiken, een opgezette vos.

b. De Dassen. Hoewel Botke reeds in 1928 schreef “’), dat de das niet meer in Drente voorkomt, werden er in de periode van 1931 tot 1939 nog 6 exemplaren van dit merkwaardige dier in onze provincie en naaste omgeving bemachtigd, nl. in 1931 te Diever, in 1933 te Gasselte en te Bakkeveen, in 1935 twee stuks te Bakkeveen en in 1939 twee te Zwinderen. De das is dus zeldzaam in Drente en hij was dit ook reeds in vorige eeuwen: De Tegenwoordige Staat (1792/95) vermeldt: „Zeldzaam treft men er dassen aan”, onder de in 1803-1808