in de weecke van Mey ende in de weecke voer Pinxteren, aJlomme ondersoeckinge sullen doen, ende van yder kraeyen- ofte roeckenest, soe deselve in de gemeene houten sullen vinden van de gemeene buiren, ende in particuliere hoeven ende hoornen van de eygenaers derselver, te breucke neemen ende met daetlicke reele executie innen, een schellink”.
In latere tijden bestonden er premies op het dooden van otters, vossen enz. Zoo lezen we in de ~Tegenwoordige Staat van het Landschap Drenthe” (1792/95):
~0p het vangen van wolven, otters, vossen, valken en musschen zijn premien gesteld: Op een Wolf 100 gulden, op een oude otter 3 gulden,, op een oude moervos 3 gulden, op een rekel 2 gulden, op een jonge otter 1 gulden tien stuiver, op een jonge vos 1 gulden, op iedere valk 6 stuivers en voor een musch 2 duiten.
De nesten van kraaijen en andere schadelijke vogelen moeten op verbeurte van zekere boeten, vernield worden”.
Onder de voordeelen, in 1784 verbonden aan een onderwijzerspost ergens in Drente (vermoedelijk te Dwingelo), werd • naast het salaris van 37 gulden en 10 stuiver genoemd:
„Voor het schieten van kraayen en het vangen van bunsings op de heerlijkheid van baron van 8., jaarlijks 2 vracht takkebossen”.
Ook in en na de Fransche tijd zijn verschillende premies gehandhaafd:
In het Rijksarchief te Assen bevinden zich nog stukken uit 1808: „Papiren van schadelyk gedierte”, n.l. de declaraties van de schatbeurder van Vries, ingezonden bij de Landdrost, wegens door hem over 1803—1808 voorgeschoten premien voor het dooden van schadelijk gedi<*rte. In totaal werden in genoemde jaren in het karspel Vries ingeleverd: 77 hanebijters (kiekendieven), 30 valken, 28 vossen, 17 wezels, 14 bunzings en 2 otters.
Ook het Oud-archief van Coevorden bevat aanteekeningen uit 1812, betreffende, aldaar ter verkrijgen van de premie vertoonde, geschoten roofvogels.
Nog in 1850 werden aan de houtvester in Drente voor de uitbetaling van de premie op het dooden van schadelijk gedierte getoond: 65 moervossen 55 rekelvossen, 424 jonge vossen, 695 valken, 594 wezels, 1039 bunsings, 1 otter, 2 arenden en 1 gier «i).
Dat het aantal valken zoo groot was, werd waarschijnlijk mede veroorzaakt door de methode, om de jonge vogels in een gevonden valkennest, vast te binden, zoodat ze niet konden uitvliegen, en wanneer ze volwassen waren, het geheele broedsel te dooden en de klauwen als stuk van overtuiging, bij het in ontvangst nemen van de premie, in te leveren.
In 1864 schreef Hartogh Heys van Zouteveen