Bewaard gebleven is een schrijven van 1369, waarbij de kerk van Steenwijk aandringt op de jaarlijksche valk uit de haar onderhoorige kerk te Beilen. Ook is nog bekend een vonnis van den abt van Dickninge en den Deken van Drente in 1359 waarbij wordt beslist, dat de kerk te Westerbork aan haar moederkerk te Beilen een derde van dit valkengeld moet bijdragen.

In 1369 kocht Beilen de levering van valken over een bepaald aantal jaren af, ~voor 10 lodich of fijn zilver, waardig 16 gulden” en in het begin van de 16de eeuw was de afkoopsom „een oert minder dan vijff golden gulden ’s jaers”, waarvan Westerbork een derde moest betalen. Nog in 1606 werd deze pacht door de toen reeds hervormde kerk van Steenwijk gevorderd, doch niet meer betaald.

De kerk te Vries gaf in 1466 „een golden Rensengulden” en in 1496 ~drie enkel golde Rinsen gulden ende vier olde Vleemsche des jaers” als valkenpacht.

Dat in Drente ook de werkelijke valkenjacht werd beoefend, büjkt uit de valkerij op het Huis te Roden 's). in 1562 trachtte de heer van Ewsum te Roden uit Neuenhaus in Bentheim valken te koopen, wat hem niet gelukte: in het volgend jaar ontving hij slechts een havik en veel succes had hij verder daar niet. Ook ruilde van Ewsum met den graaf van Aremberg te Vollenhove drie roode valken tegen een havik en twee tersels (jonge valken).

Mit de valken achtervolgde men reigers: zoo joeg de wildschut van den abt van Aduard in het voorjaar van 1564 in het Noordenveld in de broedtijd op reigers, hetgeen Aremberg door den Drost Everhard van Enssen deed verbieden: de schuiten van Roden, Norg, Vries, en Eelde moesten er op letten, dat de valkenjacht niet in verboden lijd werd uitgeoefend.

Van Ewsum had op ’t Huis te Roden een heele valkerij, welke collectie hij jaarlijks met buitenlandsche exemplaren trachtte aan te vullen. Ook Drente zelf leverde hem echter valken. Zoo werd op 8 September 1744 aan Jacobus Eijnen octrooi verleend voor de valkenvangst: iij.i vader Pieter en zijn oom Sijmen Fijnen, hadden meer dan vijftig jaren tevoren een hut gebouwd in het Witterveen, om daar de vogels te vangen. Hun octrooi ging over op Peter en Derk Bijnen, en Jacobus wenschte de traditie van zijn familie voort te zetten. Het octrooi werd hem tot 1750 verleend, mits hij de jacht persoon.ijk uitoefende. Zijn zoon Pieter nam het later verlengde octrooi over, maar in 1762 werd het echter niet weer verlengd ‘*).

Zoo schij-it dus langzamerhand de belangstelling voor de valkenjacht in Drente te zijn verminderd, althans na afloop van het octrooi hooren we niets meer over de vangst en africhting van jachtvalken in ons gewest.

b. De Wolvenjacht. Over de wolvenjacht in Drente zijn door Magnin “)