De artikelen 3 en 4 vergunden 1 jager te houden, die dan ook de eed moest afleggen. Degene, welke toch wild verkocht, zou volgens artikel 5 eerloos zijn.

Artikel 6 gaf niet alleen aan de schuiten, maar ook aan alle jachtgerechtigden, de bevoegdheid, verdachte voertuigen, waarmee wild dat verkocht was, of ten verkoop zou worden gebracht, werd vervoerd, aan te houden en te doorzoeken.

Het reglement van 1683 bepaalde verder:

Niemand mag „uitheemsche Jaegers” herbergen of helpen. Het schieten van hazen, patrijzen en korhoenders bleef verboden.

~Opdat de Hasen (die door het menichvoudich en indiscreet vangen op de sneeuw seer vermindert zijn), wat meerder ruste en anwas mogen hebben”, was in de komende drie jaren het jagen op spoorsneeuw verboden. Om de patiijzen te sparen was het in dezelfde periode verboden ~met sack, schilt of lieert te jagen” en was alleen de jacht met de legerhond of Tyras toegestaan.

De jacht was gesloten van 1 April tot 1 Augustus. Honden, die dan in het jachtveld werden aangetroffen, mocht men doodslaan.

De schuiten moesten bij eede verklaren, niet te jagen of te laten jagen in verboden lijd, of met verboden instrumenten en geen overtredingen te zullen vterzwijgen.

Artikel 9 verbood aan predikanten het houden van jachthonden en van de. jkcht „professie te maken”.

' Artikel 6 van de latere kerkenordre —1730 geeft hiervoor de reden op; „Opdat hij van zijne dienst niet worde afgetrokken, zal een predikant zich van dte exercitie van de jagt, visschetije of diens gereetschap ten eenemaal moeten onthouden.”

Hebben we hier te doen met een herinnering uit de lijd van Bonifacius? Eerst op de Landsdag van 25 Maart 1749 werd verzocht, deze beperking te wijzigen en de predikanten te vergunnen ~bij wilen eens te visschen”, maar het antwoord was: ~Wordt gepersisteerd bij vorige resolutien”.

Eindelijk werd bij reglement van 22 Maart 1791 aan de predikanten, die gegoed waren, vergund om twee dagen in de week in persoon te mogen jagen. De schoolmeesters in 1702, bij vernieuwing van het reglement, medé uitgesloten bleven echter na 1791 uitgezonderd en de visscheiij bleef voor béide verboden.

Bij reglement van 24 Juni 1794 werd de jachtvergunning voor predikanten herhaald en tenslotte verdwenen pas in 1805 dus na de revolutie deze beperkingen ten opzichte van jacht en visscheiij *i).

Het volgende reglement was dat van 19 Maart 1726. Intusschen was, in 1713 het eerste gedrukte landrecht van Drente verschenen, doch daarin evenmin als in de oudere landrechten vinden we niets over jacht en.