Honderd eeuwen jacht en msscherij en tien eeuwen jachtrecht in Drente

door Dr R. D. Mulder

11.

7. De jacht in Drente tijdens de Republiek 1581—1795.

Toen in 1581 het landsheerlijk tijdvak plaats maeikte voor de periode van de Republiek der Vereenigde Nederlanden de scheiding tusschen Ridderschap en Eigenerfden in Drente had zich reeds in 1576 voltrokken —- schijnt nadien niet meer zoo streng de hand te zijn gehouden aan het jachtreglement, destijds in 1563, door Aremberg gegeven. We treffen in de goorspraken uit de jaren 1583—1589 en 1598—1602 slechts enkele jachtovertredingen aan:

De buren van Weerdingen brengen op goorspraak den 12 Maart 1586 te Dalen gehouden, aan, „dat Roleff und Johan Loekinge de hasen mitstricken vangen” en die van Exlo getuigen op 13 Juli 1586 te Sleen, ~dat Tonnys de swyneheerder, stricken settet, om kurrehoendren tho vangen” en dat van den broeder van Willem Loecken gezegd wordt, „eene hase geschoteit tho hebben”.

i Op goorspraak van 18 Juni 1600, gehouden te Diever, „nimpt Wessel Hofman an, toe bewysen, dat Peter Alefs hasen strickt”. Een jaar later, op 6 Maart 1601, brengen de buren van Odoorn aan, ~dat Geerdt Schoemaecker mit een roer uuth schieten gaet mede na hasen”, terwijl „Loeckincks soene” door de buren van Exlo van hetzelfde beschuldigd wordt, hetgeen diens vader niet kan ontkennen.

De woelige tijden deden ook op jachtgebied een wanorde ontstaan, zoodat bij besluit van 16 Febr. 1608 Ridderschap en Eigenerfden den Gedeputeerden gelastten, ~de plakkaten van den hertog van Aremberg op het stuck van de jagt te resumeren en order op de breucke te stellen”. Het gevolg was een „placcaet opte Jacht en de onderholdinge van ’t Wildwerk” van 24 Mei 1608 *“).

De aanhef luidde:

„Also opt stuck van de jacht in deze lantschap groete ongeregeltheit bevonden wordt ende soe langer soe meer d’oeverhandt nemt, sulc dat een